Gemeente van Christus  Houthalen Oost

De bergrede (9) / Matteus 5:43-48

In de eerste les zagen we dat Jezus een geestelijk Koninkrijk kwam oprichten. Een Koninkrijk dat niet is gebouwd op materiële welvaart, noch op sociale status of wereldse wijsheid, maar op de heerschappij van Gods Wil in de harten van mensen die zich vrijwillig, volledig en onvoorwaardelijk aan Hem overgeven. Burgers van dat Rijk in de hemelen zijn anders dan de mensen in deze wereld, ze zijn de meest gelukkige en voorspoedige mensen. Het gaat over hen die beseffen dat ze geestelijk bankroet zijn en zich in alle nederigheid met berouw tot God keren. Zij zijn zachtmoedig omdat zij ervoor kiezen om alles in Gods handen te leggen zonder het kwade te vergelden. Zij kennen een overheersend verlangen om enkel zo te leven als het voor God aanvaardbaar is, wat maakt dat zij begaan zijn met het lot van anderen omdat ze beseffen dat God hen barmhartigheid heeft geschonken. Hun harten begeren om zowel in lichaam als geest rein te zijn om God te kunnen zien zoals Hij is. Zij koesteren de vrede die Christus hen geeft en verkondigen Zijn vrede aan hun tijdsgenoten. Zij zijn ook bereid om de smaad, de leugens en het kwaad dat de wereld hen aandoet te verdragen omdat zij daardoor weten dat hun loon in de hemelen groot is. Christenen zijn het zout en het licht der aarde, zij zijn het die de woorden van Jezus gaan uitwerken in elk facet van hun leven.

Jezus maakte duidelijk dat Hij niet gekomen is om de wet en de profeten waardeloos te maken, maar om ze te vervullen. Elk woord van de wet is belangrijk en zou niet verloren gaan totdat alles zou zijn vervuld. Zo moet ook onze houding zijn t.o.v. elk woord van God, we moeten het doen en leren. Niet zoals de Farizeeën en de Schriftgeleerden die Gods Woorden krachteloos maken door hun eigen tradities. Daarom is het ook onmogelijk om met een oppervlakkige en uiterlijke houding als de hunne het Koninkrijk der hemelen binnen te gaan. We moeten onze toorn beheersen, want iemand die dat niet doet zal schuldig bevonden worden aan het hellevuur. We moeten niet dezelfde fout als de Farizeeën maken dat we denken rechtvaardig te zijn wanneer we ons onthouden om anderen leeghoofd te noemen, maar een hart vol minachting hebben. Ook moeten wij niet denken dat wij onschuldig zijn aan echtbreuk als wij ons slechts onthouden van de fysieke daad, maar een hart hebben dat brandt van lust. Zowel de fysieke daad als de begeerte die aan de daad vooraf gaan zijn zondig en maken dat iemand schuldig is aan het hellevuur. Deze lustvolle begeerten moeten dus verdwijnen uit het leven van Gods kinderen. Zonde is namelijk niet iets waar we ons van proberen te ontdoen als het ons uitkomt, maar we moeten het verwijderen uit ons leven zoals een kankergezwel wordt weggesneden omdat de persoon anders zal sterven. Jezus gaat verder door te zeggen dat een man de veroorzaker is van de echtbreuk van zijn vrouw als hij haar heeft weggezonden om een andere reden dan ontucht. Ook de man die de weggezonden vrouw trouwt is schuldig aan echtbreuk. Het getuigt van een gebrek aan liefde en trouw naar God, zijn vrouw en zijn naaste. Verder zegt Jezus dat een ja moet altijd een ja moet zijn en een nee een nee, daarom heeft een christen geen eed nodig om de waarheid te spreken. Ook mag het kwade enkel worden bestreden met het goede, een christen gaat iemand die hem onrecht aandoet niet geven wat hij verdient maar wat hij nodig heeft.

Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand haten

Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten” Matteus 5:43.

Wanneer een Jood werd geleerd om zijn naaste lief te hebben, dan begreep hij daaruit dat hij enkel zijn volksgenoten moest liefhebben. Naastenliefde stopte voor hun aan de grenzen van hun grondgebied. De wet zei “Gij zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste liefhebben als uzelf: Ik ben de Here. … En wanneer een vreemdeling bij u in uw land vertoeft, zult gij hem niet onderdrukken. Als een onder u geboren Israeliet zal u de vreemdeling gelden, die bij u vertoeft; gij zult hem liefhebben als uzelf, want gij zijt vreemdeling geweest in het land Egypte: Ik ben de Here, uw God” Leviticus 19:18,33-34. De wet schreef voor dat de vijand moest worden geholpen (Exodus 23:4-5). Jezus’ gesprek met de wetgeleerde maakt duidelijk dat de naaste ‘iedereen’ is, i.p.v. de beperking die de Joodse leiders hadden gegeven (Lukas 10:25-37).

Indien uw vijand honger heeft, geef hem brood te eten, indien hij dorst heeft, geef hem water te drinken; want dan hoopt gij vurige kolen op zijn hoofd, en de Here zal het u vergelden” Spreuken 25:21-22.

Waarschijnlijk vonden de Joodse leiders in de oorlogen die God had bevolen een zelf verworven recht om hun vijanden te haten (Deuteronomium 20:10-19). Hoewel de aard van deze oorlogen vaak een volledige vernietiging waren van al wat leeft, was het Gods rechtvaardige straf voor hun goddeloosheid (Genesis 15:16; 1 Koningen 21:26). Maar vergeet niet dat het oordeel ENKEL en ALLEEN aan God toekwam! “Want mijn engel zal voor uw aangezicht gaan en u brengen naar de Amoriet, de Hethiet, de Perizziet, de Kanaaniet, de Chiwwiet en de Jebusiet, en Ik zal hen vernietigen. Gij zult u niet nederbuigen voor hun goden noch hen dienen en gij zult niet doen naar hun werken, maar gij zult ze volkomen vernielen en hun gewijde stenen zult gij geheel verbrijzelen” Exodus 23:23-24 (vgl Exodus 23:31-33). Toch moet ook worden opgemerkt dat ook in deze gebeurtenissen Gods lankmoedigheid te zien is. Wanneer de Israëlieten een stad belegerden, moesten zij hen de vrede aanbieden en zij die opstandig bleven, werden bestraft (Deuteronomium 20:10-13). Jona werd naar de Assyrische stad Nineve gestuurd om tegen haar goddeloosheid te prediken en zij bekeerden zich (Jona 3:1-10). Jona’s reactie geeft de houding van velen weer, misnoegd wanneer God lankmoedig is over zonde (Jona 4:1-3) en anderzijds misnoegd wanneer God de onrechtvaardige straft voor zijn goddeloosheid.

Maar Ik zeg u

Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is; want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat voor loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? En indien gij alleen uw broeders groet, waarin doet gij meer dan het gewone? Doen ook de heidenen niet hetzelfde? Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is” Matteus 5:44-48.

Jezus gaat verder met een gebod dat voor velen onmogelijk is en lijkt te zijn. ‘Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen’. Dit is een liefde die anders is als de liefde die we hebben gekend. Deze liefde komt niet voort uit een natuurlijke aantrekkingskracht die er tussen mensen kan zijn op basis van familiale banden, gemeenschappelijke hobbies of aantrekkelijke karakters. Liefhebben die u liefheeft is niet moeilijk, dat kunnen zelfs goddeloze mensen. Evenzo is het niet meer dan normaal om vriendelijk te zijn tegen gelijkgezinden. Het liefhebben van een vijand heeft niet te maken met een gevoel maar met de keuze om het kwade niet toe te rekenen en in hun beste belang te handelen.

Onze vijand is iemand waarvoor wij geen liefde hebben in onszelf omdat we verachten wie ze zijn en wat ze doen. Toch gebiedt Jezus ons om deze mensen lief te hebben en voor hen te bidden, willen wij een kind van onze hemelse Vader zijn. ‘Kijk naar uw hemelse Vader’ zegt Jezus, Hij geeft de zon en de regen ook aan boze en onrechtvaardige mensen. Het mag duidelijk zijn dat mensen die hun ‘eigen wegen’ en hun ‘eigen gerechtigheid’ navolgen dit gebod niet kunnen gehoorzamen. Om uw vijand lief te kunnen hebben moet onze eigen ‘ik’ gestorven zijn. We moeten liefhebben zoals God liefheeft. Zoals we reeds hebben gezien in vorige les geeft God ons niet naar onze daden, maar Hij is lankmoedig jegens ons omdat Hij niet wil dat ook maar één ziel verloren gaat (2 Petrus 3:9). Hij geeft ons niet wat we verdienen maar wat we nodig hebben. Het is daarom dat we het kwade niet met het kwade gaan vergelden.

Wat doen we dan wanneer iemand ons slecht behandelt? Wanneer iemand ons fysiek en emotioneel mishandelt? Wanneer iemand leeft om jou het leven zuur te maken, iemand die je vernedert in het diepste van je bestaan? Wel, een belangrijkere vraag die moet worden gesteld is deze ‘wil ik een kind van mijn hemelse Vader zijn?’. Dan weten we hoe we behoren te reageren!

 

Mag de christen oorlog voeren?
Een vraag waar we mee te maken krijgen wanneer we praten over het liefhebben van onze vijanden is als we als christen oorlog mogen voeren? Sommigen zoeken hiervoor een rechtvaardiging in Gods Woorden zoals de Joodse leiders dat deden. Ze zullen zeggen dat het kan als het ‘een verdedigende oorlog is die wordt gevoerd als laatste middel om een rechtvaardige reden, met rechtvaardige middelen en met een rechtvaardig doel’.

Onder de druk van de goddeloze volken kwam Augustinus in de vierde eeuw na Christus met het idee dat christen deel kon hebben aan deze ‘rechtvaardige’ oorlogen. Dit blijkt echter een utopie te zijn. Welke hedendaagse oorlogen kunnen rechtvaardig worden genoemd? Vele overheden hebben al zogenoemde rechtvaardige oorlogen gevoerd die achteraf onrechtvaardig bleek te zijn. Wat dat betreft denkt elk volk van zichzelf dat haar deelname aan de oorlog rechtvaardig is. Bij elke ‘rechtvaardige’ oorlog worden vele onschuldige burgers gedood door bommentapijten of atoombommen terwijl ze met het conflict weinig of niets te maken hebben. Ter voorbereiding op oorlogen worden soldaten geleerd om hun vijanden te haten en te doden. Het grootste probleem met deze gedachte is dat de mens onmogelijk kan weten welke oorlog voor God rechtvaardig is en welke niet.

Laat het duidelijk zijn dat geen enkele wereldse overheid het recht heeft om tegen Gods Wil in te gaan. Het Joodse Sanhedrin had geen recht om de apostelen te verbieden het evangelie te verkondigen (Markus 16:15-16; Handelingen 5:26-29). ‘Omdat de overheid het zegt’ is dus geen rechtvaardige reden om tegen Gods Wil in te gaan wanneer Hij ons gebied om onze vijanden lief te hebben en voor hen te bidden.

Als de overheid jou zegt om je buurman te vermoorden en zijn vrouw te verkrachten, zal je het dan doen? Als een bezetter jou zegt om een belangrijk persoon te doden of anders zullen ze je vrouw en kinderen doden, zal je het dan doen?  Stuk voor stuk kunnen moeilijke situaties naar voor worden gebracht, maar dat geeft ons geen enkel recht om Christus te verloochenen.

De bijbel leert dat God overheden, ja soms zelfs goddeloze overheden, gebruikt om andere goddeloze volken te bestraffen (vgl Jesaja 10:5-13). Zo staat er geschreven “Dit bevel berust op het besluit der wachters en deze zaak op het woord der heiligen, opdat de levenden mogen weten, dat de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen en dat geeft aan wie Hij wil, ja, zelfs de nederigste onder de mensen daarin aanstelt. … Dit is de uitlegging, o koning, en dit is het besluit des Allerhoogsten over mijn heer, de koning: men zal u verstoten uit de gemeenschap der mensen en uw verblijf zal wezen bij het gedierte des velds; men zal u gras te eten geven als de runderen en u door de dauw des hemels laten bevochtigen; en zeven tijden zullen over u voorbijgaan, totdat gij erkent, dat de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen en dat geeft aan wie Hij wil” Daniël 4:17,24-25. Uiteindelijk werd Babel, eerst Gods dienaar (Jeremia 25:9), zelf gestraft voor haar goddeloosheid. God gaf bvb Israel de opdracht om volken uit te roeien omwille van hun goddeloosheid (Exodus 23:31-32). Dit zou volgens voorstanders van ‘rechtvaardige’ oorlogen niet geoorloofd zijn. De bijbelse oorlogen waren enkel en alleen rechtvaardig omdat ze onder Gods leiding gebeurden. Wij kunnen vandaag de dag niet weten welke oorlogen door God worden geleid en welke niet. En ook al zouden wij dat kunnen, wij hebben van Godswege de opdracht om onze vijanden lief te hebben en voor hen te bidden. Heb ik mijn vijand lief wanneer ik hen dood? Ben ik lankmoedig over hun zonden wanneer ik hun eeuwige bestemming vastleg door hun dood te schieten?

Conclusie

Christenen zijn burgers van een vrederijk dat bestaat uit mensen van alle landen en alle talen die de oorlog niet meer leren (Jesaja 2:2-5). I.p.v. hun vijanden te haten gaan ze hen liefhebben en voor hen bidden (Lukas 6:27-35). Christus gaf ons het grote voorbeeld door Zijn leven te geven voor mensen die hem vijandig gezind waren. Jezus leert ons om zelfs ons eigen leven niet lief te hebben willen wij Zijn discipelen zijn (Matteus 10:39). Wanneer mensen je vijandig gezind zijn, grijp dan niet naar eigen gerechtigheid en haat, maar vertrouw op Gods Almacht en wees bereid de hoogste prijs te betalen voor je vijanden! (vb Blondin). Laat uw geloof niet slechts bestaan uit lege woorden. Zeg niet dat je gelooft in een Almachtige God die jou kent en voor je zorgt als je niet bereid bent je leven in Zijn handen te leggen!

Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde” Johannes 3:16-17.


Vorige