Gemeente van Christus
In de eerste les zagen we dat Jezus een geestelijk Koninkrijk
kwam oprichten. Een Koninkrijk dat niet is gebouwd op materiële
welvaart, noch op sociale status of wereldse wijsheid, maar op de
heerschappij van Gods Wil in de harten van mensen die zich
vrijwillig, volledig en onvoorwaardelijk aan Hem overgeven. Burgers
van dat Rijk in de hemelen zijn anders dan de mensen in deze wereld,
ze zijn de meest gelukkige en voorspoedige mensen. Het gaat over hen
die beseffen dat ze geestelijk bankroet zijn en zich in alle
nederigheid met berouw tot God keren. Zij zijn zachtmoedig omdat zij
ervoor kiezen om alles in Gods handen te leggen zonder het kwade te
vergelden. Zij kennen een overheersend verlangen om enkel zo te
leven als het voor God aanvaardbaar is, wat maakt dat zij begaan
zijn met het lot van anderen omdat ze beseffen dat God hen
barmhartigheid heeft geschonken. Hun harten begeren om zowel in
lichaam als geest rein te zijn om God te kunnen zien zoals Hij is.
Zij koesteren de vrede die Christus hen geeft en verkondigen Zijn
vrede aan hun tijdsgenoten. Zij zijn ook bereid om de smaad, de
leugens en het kwaad dat de wereld hen aandoet te verdragen omdat
zij daardoor weten dat hun loon in de hemelen groot is. Christenen
zijn het zout en het licht der aarde, zij zijn het die de woorden
van Jezus gaan uitwerken in elk facet van hun leven.
Jezus maakte duidelijk dat Hij niet gekomen is om de wet en de
profeten waardeloos te maken, maar om ze te vervullen. Elk woord van
de wet is belangrijk en zou niet verloren gaan totdat alles zou zijn
vervuld. Zo moet ook onze houding zijn t.o.v. elk woord van God, we
moeten het doen en leren. Niet zoals de Farizeeën en de
Schriftgeleerden die Gods Woorden krachteloos maken door hun eigen
tradities. Daarom is het ook onmogelijk om met een oppervlakkige en
uiterlijke houding als de hunne het Koninkrijk der hemelen binnen te
gaan. We moeten onze toorn beheersen, want iemand die dat niet doet
zal schuldig bevonden worden aan het hellevuur. We moeten niet
dezelfde fout als de Farizeeën maken dat we denken rechtvaardig te
zijn wanneer we ons onthouden om anderen leeghoofd te noemen, maar
een hart vol minachting hebben.
Gij zult niet echtbreken
“Gij hebt gehoord, dat er gezegd is:
Gij zult niet echtbreken” Matteus 5:27
Echtbreken: echtbreker zijn, overspel plegen, onwettige
gemeenschap hebben met de vrouw van een ander.
Ook hier werd de aandacht van de Farizeeën gefocust op het voorkomen
van overspel. Ze leerden de mensen om echtbreuk te voorkomen opdat
ze niet schuldig zouden worden aan de doodstraf. De wet van Mozes
zei immers “En een man, die echtbreuk
pleegt met iemands vrouw, echtbreuk pleegt met de vrouw van zijn
naaste, zal zeker ter dood gebracht worden; zowel de overspeler als
de overspeelster” Leviticus 20:10 (vgl Deuteronomium 22:22).
Zolang zij dus niet schuldig werden bevonden aan echtbreuk, konden
zij zichzelf als rechtvaardig beschouwen. Althans, zo dachten zij.
“Maar Ik zeg u: Een ieder, die een
vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk
met haar gepleegd.” Matteus 5:28.
Begeren: verlangen, hevig verlangen om iets te bezitten,
lusten.
Jezus zegt dat elke man die een vrouw begerend aanziet, hetzij
hijzelf of zij gehuwd is, in zijn hart reeds echtbreuk met haar
heeft gepleegd. Hoewel deze begeerten er ook kunnen zijn tussen
mensen die niet gehuwd zijn en evenzeer zondig zijn, legt Jezus zich
hier toe op echtbreuk. Het huwelijk is een instelling Gods (Genesis
2:18-25) en behoort rein te zijn van zonde. “Het
huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want
hoereerders en echtbrekers zal God oordelen” Hebreeën 13:4.
Het huwelijk is een verbond tussen een man en zijn vrouw om elkaar
lief te hebben tot de dood. Echtbreuk is een afbreuk aan die
relatie, een overtreding van het verbond tussen een man en zijn
vrouw. Laten we niet dezelfde fout als de Farizeeën maken door te
leren dat we recht met God staan als we echtbreuk hebben weten te
voorkomen hoewel ons hart in brand staat van lust naar een gehuwde
persoon. Niemand die gehuwd is doet zijn/haar partner eer aan door
een ongeremde begeerte te hebben naar een ander. Het zijn deze
begeerten die een mens onrein maken (vgl Matteus 15:19-20).
De verleiding en de zonde
Het is in onze tijd, waar goddeloosheid hoogtij viert, bijzonder
zwaar om niet toe te geven aan deze zonde. Overal waar we kijken en
gaan worden we geconfronteerd met lust en dingen die verleiden tot
lust. Maar we moeten beseffen dat waar we naar kijken,bepaalt wie en
wat we zijn. We kunnen leren van de keuze van Lot om zich midden in
de verleiding te gaan vestigen en het lijden dat daaruit voortkwam
(1 Petrus 2:7). Simson kwam te Gaza, zag een hoer en kwam tot haar
(Richteren 16:1), hij liet zijn lust de vrije gang. Het bracht hem
in de armen van Delila en maakte dat de Here van hem week (Richteren
16:4-22). Maar ook al doen we ons best om lust zoveel mogelijk te
vermijden, wat goed is, toch zullen we er allemaal mee te maken
krijgen. Petrus waarschuwt ons dan ook “Geliefden,
ik vermaan u als bijwoners en vreemdelingen, dat gij u onthoudt van
de vleselijke begeerten, die strijd voeren tegen uw ziel” 1
Petrus 2:11.
‘Een vrouw aanzien om haar te begeren’ is niet hetzelfde als
verzocht te worden door lust. Elke dag nemen onze ogen allerlei
lustvolle omstandigheden waar, maar dat betekent niet dat wij daarom
de begeerte hebben om aan die verleiding toe te geven. Wanneer
verleiding tot echtbreuk onze gedachte of ons oog passeert, dan
kunnen wij eraan weerstaan. Het was hierin dat David zondigde, nl
dat hij zich niet afwende van een badende Batseba, maar zich overgaf
aan zijn lust en plannen maakte om haar in zijn bed te krijgen (2
Samuel 11:2-5). Zoals David ’s avonds wandelde op het dak van zijn
paleis, zo kan het ook zijn dat wij ’s avonds voor de T.V. zitten,
of achter de computer, of in een boekje lezen, of aan het wandelen
zijn op de straat, … . Wanneer wij worden geconfronteerd met een
beeld zoals David, wat doen wij dan? Keren wij ons af of geven wij
toe? Dan weet je ook als je je bezondigt aan lust of niet. Job had
niet de gemakkelijkste vrouw (Job 1:9-10), maar toch zei hij “Ik
had met mijn ogen een verbond gesloten, hoe zou ik dan een maagd
hebben aangezien?” Job 31:1. Het mag duidelijk zijn dat
wanneer onze klederdracht, of gebrek daaraan anderen tot lust kan
aanzetten, we ons behoren te wapenen met de gedachte om niemand tot
struikelblok te zijn.
Indien gij tot zonde wordt
verleid
“Indien dan uw rechteroog u tot zonde
zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor
u, dat een uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de
hel geworpen worde. En indien uw rechterhand u tot zonde zou
verleiden, houw haar af en werp haar van u; want het is beter voor
u, dat een uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam ter
helle vare” Matteus 5:29-30.
Wanneer dokters één of andere kanker vaststellen dan zullen zij vaak
proberen om het gezwel weg te snijden opdat de zieke beter zou
worden (vgl met film ‘127 hours’). Hoewel Jezus spreekt over het
uitrukken van het rechteroog en het afhakken van de rechterhand, is
een letterlijke interpretatie van deze verzen niet aan de orde.
Trouwens, zou het linkeroog en de linkerhand ons dan niet kunnen
verleiden tot zonde? Paulus leert ons in Kolossenzen 3:2-8 wat Jezus
hiermee bedoelt. We moeten deze slechte begeerten doden, wegdoen uit
ons leven. Als we dit niet doen, zal ons eeuwig leven ervan
afhangen. Hoewel dus niet letterlijk, daarom niet minder pijnlijk.
Vaak zijn deze begeerten een deel van onze natuur geworden doordat
wij ons er jarenlang aan hebben overgegeven. Dit kan dus betekenen
dat we opnieuw in vraag moeten durven stellen met welke mensen we
omgaan, naar welke plaatsen we gaan, hoe we ons gedragen en kleden,
enz. . Als mensen zich gaan afvragen waarom je niet meer met hen
meedoet dan ben je de juiste keuzes aan het maken. Wanneer mensen je
normaal vinden dan moet je je zorgen beginnen te maken! “Want
er is tijd genoeg voorbijgegaan met het volbrengen van de wil der
heidenen, toen gij wandeldet in allerlei losbandigheid, begeerten,
dronkenschap, brassen, drinken en onzedelijke afgoderij. Daarom
bevreemdt het hen, dat gij u niet met hen stort in diezelfde poel
van liederlijkheid, en zij belasteren u” 1 Petrus 4:3-4 (vgl
carnaval).
Conclusie
Waar haat de oorsprong is van moord, daar is lust de oorsprong van
echtbreuk. Christenen behoren sexuele onreinheid te ontvluchten (1
Korintiërs 6:9-20). Hun harten behoren geheiligd te zijn voor God .
Wees niet tevreden met de gedachte dat je geen echtbreuk pleegt
wanneer je hart in brand staat van lust. Beiden zijn schuldig aan
het hellevuur. “Wee de wereld om de
verleidingen tot zonde. Want er moeten verleidingen komen, maar wee
die mens, door wie de verleiding komt. Indien uw hand of uw voet u
tot zonde verleidt, houw hem af en werp hem weg. Het is beter voor u
verminkt of kreupel ten leven in te gaan, dan met twee handen of
twee voeten in het eeuwige vuur geworpen te worden. En indien uw oog
u tot zonde verleidt, ruk het uit en werp het van u. Het is beter
voor u met een oog ten leven in te gaan, dan met twee ogen in het
hellevuur geworpen te worden” Matteus 18:7-9