Gemeente van Christus Houthalen Oost
In de eerste les zagen we dat Jezus een geestelijk Koninkrijk
kwam oprichten. Een Koninkrijk dat niet is gebouwd op materiële
welvaart, noch op sociale status of wereldse wijsheid, maar op de
heerschappij van Gods Wil in de harten van mensen die zich
vrijwillig, volledig en onvoorwaardelijk aan Hem overgeven. Burgers
van dat Rijk in de hemelen zijn anders dan de mensen in deze wereld,
ze zijn de meest gelukkige en voorspoedige mensen. Het gaat over hen
die beseffen dat ze geestelijk bankroet zijn en zich in alle
nederigheid met berouw tot God keren. Zij zijn zachtmoedig omdat zij
ervoor kiezen om alles in Gods handen te leggen zonder het kwade te
vergelden. Zij kennen een overheersend verlangen om enkel zo te
leven als het voor God aanvaardbaar is, wat maakt dat zij begaan
zijn met het lot van anderen omdat ze beseffen dat God hen
barmhartigheid heeft geschonken. Hun harten begeren om zowel in
lichaam als geest rein te zijn om God te kunnen zien zoals Hij is.
Zij koesteren de vrede die Christus hen geeft en verkondigen Zijn
vrede aan hun tijdsgenoten. Zij zijn ook bereid om de smaad, de
leugens en het kwaad dat de wereld hen aandoet te verdragen omdat
zij daardoor weten dat hun loon in de hemelen groot is. Christenen
zijn het zout en het licht der aarde, zij zijn het die de woorden
van Jezus gaan uitwerken in elk facet van hun leven.
Niet een ieder die Here Here
zegt zal het Koninkrijk binnengaan
“Niet een ieder, die tot Mij zegt:
Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet
de wil mijns Vaders, die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage
tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd
en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten
gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend;
gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid” Matteus
7:21-23.
Zoals God de feesten van Israel haatte, hun samenkomsten niet kon
luchten, hun offers niet wilde aanzien en het getier van hun
liederen niet wilde horen (Amos 5:21-27), zo kan Hij ook vandaag de
dag de aanbidding van hen die pretenderen christen te zijn, niet
luchten. Er zijn mensen die nog niet hebben geleerd waarom God tegen
Israel zei “Wast u, reinigt u, doet
uw boze daden uit mijn ogen weg; houdt op kwaad te doen; leert goed
te doen, tracht naar recht, houdt de geweldenaar in toom, doet recht
aan de wees, verdedigt de rechtszaak der weduwe” Jesaja
1:16-17. Jezus verschuift de aandacht nu van de valse profeten naar
de ontrouwe discipelen. Mensen die God wel aanroepen als Here, maar
wiens levens en aanbidding vol zijn van eigengerechtigheid. Zulke
mensen zijn even grote bedreiging voor hen die op de smalle weg
wandelen als de valse profeten. Het zijn mensen die van zichzelf
zeggen en denken dat ze op de goede weg zitten terwijl dat niet het
geval is.
Het is niet mogelijk om op de smalle weg te wandelen zonder te
belijden dat Jezus Heer is (Romeinen 10:9-10). Jezus zei immers “Een
ieder dan, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook Ik
belijden voor mijn Vader, die in de hemelen is; maar al wie Mij
verloochenen zal voor de mensen, die zal ook Ik verloochenen voor
mijn Vader, die in de hemelen is” Matteus 10:32-33. Jezus
waarschuwt ons daarom ook voor hen die met hun lippen wel belijden
dat Jezus Here is, maar die niet doen wat Hij zegt. “Wat
noemt gij Mij Here, Here, en doet niet wat Ik zeg?” Lukas
6:46.
Wie zijn deze mensen dan?
Het zijn mensen die een ijver hebben voor de Here Jezus. Hun lippen
zijn daar vol van, maar daar houdt het dan ook mee op. Ze doen niet
wat Jezus van hen verwacht, namelijk het volbrengen van de wil van
de Vader (Matteus 7:21). In dat opzicht zijn zij te vergelijken met
Israel dat bleef volharden in de boosheid i.p.v. op te houden met
het kwade te doen en God te gaan gehoorzamen. Hun zijn zij die in
hun geloof een emotionele roes zoeken en wiens aanbidding bestaat
uit de bevrediging van hun vleselijke ik.
Hoe vele kerken zijn er niet die zeggen dat een belijdenis van je
lippen voldoende is om behouden te worden. Gehoorzaamheid is volgens
hen niet nodig. Het zijn dezen die geen acht geven op de woorden “Weet
gij niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter
gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan van de
zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid?
Maar Gode zij dank: gij waart slaven der zonde, doch gij zijt van
harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u
overgeleverd is; en, vrijgemaakt van de zonde, zijt gij in dienst
gekomen van de gerechtigheid” Romeinen 6:16-18. Het zijn zij
die tegen de wil van de Vader in leren dat je in de zonde mag
blijven wandelen omdat er genade is (Romeinen 6:1-2). En dan praten
we nog niet over de kerken die dit niet zo leren, maar waar men wel
zo leeft.
Het zijn de mensen die Gods Wil niet zo hoog inschatten en zeggen
dat het doel de middelen heiligt. Het is voor hen voldoende om God
te aanbidden op een wijze die hen welgevallig is, i.p.v. hoe God het
ons vraagt in zijn Woord. Ze kennen de woorden van Paulus niet die
zeggen “Het is toch niet, zoals men
van ons lastert en sommigen ons laten zeggen: Laten wij het kwade
doen, opdat het goede eruit voortkome? Het oordeel over dezen is
welverdiend” Romeinen 3:8.
Ze zijn met vele
Deze ongehoorzame belijders van Jezus beweren in Jezus Naam te
hebben geprofeteerd, boze geesten te hebben uitgedreven, vele
krachten te hebben gedaan. In wiens naam ze deze dingen ook maar
hebben gedaan, hetzij door Christus, hetzij door de satan, ze waren
van zichzelf overtuigd dat Jezus hen nabij was. Ze geloofden dat
Jezus hun Heer was en dat Hij hun de kracht heeft gegeven om deze
dingen te doen.
Dit laat zien dat het verkeerd is om je vertrouwen te stellen in
wonderen en tekenen i.p.v. Gods Woord. Jezus vertrouwde Zichzelf
niet toe aan zulken, omdat de harten er niet op zijn gesteld om
gehoorzaam te zijn (vgl Johannes 2:23-25). Zij denken dat het
bewerken van tekenen en wonderen een garantie is dat God goedkeurt
wat men uitwerkt. Kijk naar de vleselijke Korintiërs die in geen
enkele genadegave tekort kwamen (1 Korintiërs 1:7), maar die leefden
als vleselijke en onmondigen in Christus (1 Korintiërs 3:1-3). Hun
leven en hun geloof was niet in overeenstemming met de wil van de
Vader en Paulus waarschuwde hen dat ze niet goed bezig waren (1
Korintiërs 4:14-21). Was het feit dat zij geestelijke gaven konden
uitwerken een bewijs van hun trouw aan God? Absoluut niet! Paulus
gaf hen de raad om zijn voorbeeld te volgen: “Neen,
ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen
gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden” 1
Korintiërs 9:27. Hij zei hen “Al ware
het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak, maar had
de liefde niet, ik ware schallend koper of een rinkelende cimbaal.
Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en
alles, wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen
verzette, maar ik had de liefde niet, ik ware niets. Al ware het,
dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde, en al ware het, dat ik
mijn lichaam gaf om te worden verbrand, maar had de liefde niet, het
baatte mij niets” 1 Korintiërs 13:1-3.
Ik heb u nooit gekend, gaat weg van Mij
Als we ons oordeel zouden baseren op het enthousiasme en de
gewilligheid om Jezus te belijden, dan zouden we moeten concluderen
dat veel mensen de meest loyale volgelingen van Jezus zijn. We
zouden hen kennen als mensen die zichzelf verzekerden met de woorden
‘jij bent een kind van God’, ‘jij bent in Gods handpalm
geschreven en niemand kan je uit Zijn hand roven’, ‘jij bent
eens gered voor altijd, het maakt niet uit hoe je leeft want alles
is genade’, … . Hoe vernederend en ontnuchterend zal het niet
voor deze mensen zijn wanneer Jezus hen zal zeggen “Ik
heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid”
Matteus 7:23. Die gedachte moet ons wakker schudden, wanneer wij
onszelf niet willen onderwerpen aan de wil van de Vader. Jezus zal
dezen beoordelen naar hun werken en niet naar hun lippendienst. Dit
is hoe we trouwe discipelen van ontrouwe discipelen kunnen
herkennen. Niet door hoe vaak ze naar de samenkomst ze komen, of
hoeveel ze over Jezus praten tegenover anderen, of hoe mooi ze wel
niet geestelijke liederen kunnen zingen, of met hoe vele ze wel niet
zijn in hun samenkomsten, … . We kunnen ze herkennen door hoe ze
zich onderwerpen aan Gods Wil.
Conclusie
Zonde brengt scheiding tussen de mens en God (Jesaja 59:1-2), Gods
genade verzoent onze zonden (Efeziërs 2:1-10). We moeten geen
grootse dingen doen, dat heeft God al voor ons gedaan. Wij moeten de
wil van de Vader doen en de zonde achter ons laten. We kunnen
onszelf misleiden zoals de Korintiërs dat deden door vleselijk te
blijven denken en handelen, maar vergeet niet dat Paulus hen zei “Laat
niemand zichzelf misleiden!” 1 Korintiërs 3:18. Sommige
mensen geloven de leugens die ze zichzelf hebben wijsgemaakt. “En
weest daders des woords en niet alleen hoorders: dan zoudt gij uzelf
misleiden” Jacobus 1:22. Daders van het Woord zijn zij die
het Woord van God horen en zich daaraan onderwerpen, ze gaan doen
waartoe het Woord oproept. En dit behoort zo te blijven totdat men
sterft (Kolossenzen 1:21-23; Hebreeën 3:12-14). Veel kerkbezoekers
hebben zichzelf een vals gevoel van gerustheid gegeven en hun leven
gaat richting hel terwijl ze denken naar de hemel te gaan. Dit geldt
voor hen die tot het Lichaam van Christus behoren en leven zoals de
Korintiërs, alsook voor hen die nooit tot het Lichaam zijn
toegevoegd omdat ze een ander evangelie zijn nagevolgd.
2 Korintiërs 13:1-5.
Stel uzelf de vraag of jij alles doet in overeenstemming met de wil
van de Vader? Onderzoek uzelf als jij in zonde leeft en jezelf hebt
wijsgemaakt dat uw leven met God in orde is? Weet dan ook wat Jezus'
antwoord zal zijn op de dag des oordeels.