Gemeente van Christus Houthalen Oost
Daniël ziet in een visioen een man
aan de Tigris (10:1-9)
“In
het derde jaar van Kores, de koning der Perzen, werd aan Daniël, die
Beltesassar genoemd werd, een woord geopenbaard; dat woord was
waarheid en sprak van grote nood. En hij gaf acht op dat woord en
had aandacht voor het gezicht. In die dagen bracht ik, Daniël, drie
volle weken door met rouw bedrijven; smakelijke spijze at ik niet,
vlees noch wijn kwamen in mijn mond en ik zalfde mij in het geheel
niet, tot er drie volle weken verlopen waren.” Daniël 10:1-3.
In het derde jaar van koning Kores, (ook Cyrus genoemd, c.a. 536/535
voor Christus), nadat hij Babylonië had veroverd, werd aan Daniël
een woord van de Here geopenbaard. Het onderwerp van deze openbaring
was er één van grote nood, grote oorlog. Daniël was al een oude man
(waarschijnlijk rond de leeftijd van 80 jaar). Dit kan ook de reden
zijn waarom hij niet is teruggekeerd naar Jeruzalem met de eerste
groep ballingen. Tweeënzeventig jaar geleden was hij door de
Babyloniërs meegenomen uit zijn vaderland. Daniël had nu besloten de
Here verder te dienen in het Perzische rijk. En de Here gebruikte
Daniël voor Zijn werk. Daniël, die ook Beltesassar genoemd werd, gaf
zijn aandacht aan het gezicht van de grote oorlog. Het was zo
verontrustend dat Daniël drie volle weken rouw bedreef. Hij at geen
smakelijke spijze, at geen geen vlees, noch dronk hij wijn. Hij
zalfde zich niet gedurende deze drie weken van rouw. Daniël verkoos
rouw boven plezier, verdriet boven het verzorgen van zijn lichaam
(v.g.l. 2 Samuel 12:16-20; 14:2).
“Op
de vierentwintigste dag nu van de eerste maand, terwijl ik mij aan
de oever van de grote rivier, dat is de Tigris, bevond, sloeg ik
mijn ogen op en zie, daar zag ik een man in linnen klederen gekleed
en de lendenen omgord met goud van Ufaz; zijn lichaam was als
turkoois, zijn gelaat schitterde gelijk de bliksem, zijn ogen waren
als vurige fakkels, zijn armen en voeten glanzend van gepolijst
koper, en het geluid van zijn woorden als het gedruis van een
menigte.” Daniël 10:4-6.
Op de vierentwintigste dag van de eerste maand bevond Daniël zich
aan de oever van de Tigris. De Tigris loopt grotendeels door
hedendaags Irak en een gedeelte door Turkije. Daniël keek op en zag
een man in linnen klederen die boven het water leek te zweven
(v.g.l. Daniël 12:6). Witte klederen stonden symbool voor reinheid
(Exodus 28:42, Ezechiël 9:2-3,11, Jesaja 1:18; Openbaringen 6:11),
het was de typische kledij gedragen door priesters en engelen. Zijn
lendenen (ter hoogte van de heupen) waren omgord met goud van Ufaz
(Jeremia 10:9). Het is niet geweten waar Ufaz lag, maar het was een
plaats waar goud vandaan kwam. Het lichaam van de man was als
turkoois. Turkoois is koperhoudend gesteente met een typische
blauwgroene kleur. Het wordt al eeuwenlang gebruikt om sieraden te
maken. Het gelaat van de man schitterde als de bliksem en had ogen
als vurige fakkels. De armen en voeten van de man die Daniël zag had
ook armen en voeten van glanzend gepolijst koper. Het geluid van
zijn woorden was als het geluid van een menigte, gelijkend op het
geluid van een waterval (v.g.l. Jesaja 13:4). Het is een
indrukwekkende verschijning die Daniël ziet.
Er zijn veel gelijkenissen tussen de man die Daniël zag, en hetgeen
Ezechiël zag. Zie Ezechiël 1:27:16,14,13,7,24. In deze visioenen
worden de dingen van deze wereld gebruikt om hemelse dingen te
beschrijven. Het doet ons ook denken aan het beeld van Jezus in
Openbaringen 1:13-15. De man die Daniël zag was een hemelse
boodschapper (engel). Sommigen zien Jezus in deze beschrijving,
andere een aartsengel. In hoofdstuk 8:15-19 en 9:20-22 sprak de
engel Gabriël reeds tot hem. Deze hemelse boodschapper was niet de
engel Michaël, gezien hij wordt vermeld in 10:13,21 als diegene die
de man in linnen ter hulp is gekomen.
“Alleen
ik, Daniël, zag dat gezicht, maar de mannen die bij mij waren, zagen
het niet; doch een grote schrik overviel hen, zodat zij vluchtten en
zich verborgen; zo bleef ik alleen over. Toen ik dat grote gezicht
zag, bleef er in mij geen kracht meer; alle kleur week van mijn
gelaat, en ik had geen kracht meer over. Toen hoorde ik het geluid
zijner woorden, en toen ik het geluid zijner woorden hoorde, viel ik
bezwijmd op mijn aangezicht, met mijn aangezicht ter aarde.”
Daniël 10:7-9.
Enkel Daniël zag het gezicht, de mannen die bij hem waren zagen het
niet. Maar ze werden zo bang dat ze wegvluchtten en zich verborgen.
Daniël bleef alleen achter. Het doet ons denken aan de verschijning
van Jezus aan Saul (Handelingen 9:7; 22:9) en de legermacht die
Elisa zag, maar zijn dienaar niet (2 Koningen 6). Daniël had geen
kracht meer in zich toen hij de verschijning zag. Zijn gelaat werd
bleek. Toen hij het geluid van zijn woorden hoorde, viel hij flauw
met zijn aangezicht op de aarde (v.g.l. Daniël 8:16-18). Daniël was
helemaal van slag door de aanwezigheid van Gods boodschapper. Denk
dan eens hoe de mens zal reageren als hij voor God zal staan. Alle
opgeblazenheid en hoogmoed zal dan verdwijnen als sneeuw voor de
zon.
De man spreekt vertroostend tot Daniël
(10:10-17)
“En zie, een hand raakte mij aan en deed
mij op knieën en handen sidderend oprijzen. En hij zeide tot mij:
Daniël, gij zeer beminde man, let op de woorden die ik tot u spreek,
en ga rechtop staan, want nu ben ik tot u gezonden. Toen hij dit tot
mij sprak, stond ik bevende op. En hij zeide tot mij: Vrees niet,
Daniël, want van de eerste dag af, dat gij uw hart erop gezet hadt
om inzicht te verkrijgen en om u voor uw God te verootmoedigen, zijn
uw woorden gehoord, en ik ben gekomen op uw woorden. Maar de vorst
van het koninkrijk der Perzen stond eenentwintig dagen tegenover
mij; doch zie, Michaël, een der voornaamste vorsten, kwam mij te
hulp, zodat ik daar, bij de koningen der Perzen, de overhand
behield; 14en ik ben gekomen om u te verstaan te geven wat uw volk
in het laatst der dagen overkomen zal; want wederom is het een
gezicht aangaande de toekomst.” Daniël 10:10-14.
Daniël, nog steeds in een bewusteloze toestand, voelde dat een hand
hem aanraakte. De man met het linnen gewaad hielp hem opstaan.
Daniël was nog steeds bevreesd. Vertroostend en bemoedigend spreekt
hij hem toe. Daniël moest weten dat hij zeer bemind was door God.
Hij moest aandacht geven aan de woorden die de boodschapper tot hem
zou spreken. De engel beval hem om recht te gaan staan. Al bevende
gaf Daniël gehoor.
Daniël moest niet vrezen. Hij was een integer en trouw man. Vanaf
het moment dat hij er zijn hart op had gezet om inzicht te
verkrijgen en om zich nederig op te stellen, heeft God geluisterd
naar zijn woorden. De boodschapper is gekomen op basis van Daniëls
verzoek (v.g.l. 1 Johannes 5:14-15). Dit is niet de eerste keer dat
God zijn gebeden verhoorde. We zagen dit eerder in hoofdstuk 9. De
engel was verhinderd om tot Daniël te komen door de vorst van het
koninkrijk van de Perzen om eerder te komen. Dit impliceert dat de
aarde het toneel is van een strijd die zich afspeelt in de
geestelijke wereld, de hemelse gewesten (v.g.l. Openbaringen 12:7;
Deuteronomium 4:19; Jesaja 24:21; Efeziërs 6:12). Er gebeurt dus
veel meer tussen hemel en aarde dan hetgeen wij kunnen waarnemen met
onze ogen. De boodschapper werd weerhouden door de prins van de
Perzen, een demoon, maar Michaël de aartsengel is hem ter hulp
gekomen (v.g.l. Judas 1:9; Daniël 12:1; Hebreeën 1:4-14). Daardoor
kon hij standhouden in de strijd. Nu is de ruimte gekomen voor hem
om naar Daniël te komen en om hem te helpen begrijpen wat zijn volk
(de Joden) in het laatste der dagen zal overkomen. Het gezicht was
er éen over de toekomst.
“Toen hij op deze wijze met mij sprak,
boog ik mijn gelaat ter aarde en was verstomd. Maar zie, iets als
een menselijke gedaante raakte mijn lippen aan; toen opende ik mijn
mond en begon te spreken, en ik zeide tot hem die vóór mij stond:
Mijn heer, vanwege het gezicht hebben mij weeën overvallen, en ik
heb geen kracht meer over. Hoe
kan ik, de knecht mijns heren, spreken met u, mijnheer? Ik heb
immers geen kracht meer en alle adem is mij benomen.” Daniël
10:15-17.
Toen
de engel zo tot Daniël sprak, boog hij zijn gelaat ter aarde. Hij
was verstomd door deze bovennatuurlijke verschijning. De
vertroostende woorden van de engel hadden nog niet het gewenste
effect. Daarop raakte iemand als in een menselijk gedaante zijn
lippen aan zodat hij begon te spreken (v.g.l. Jesaja 6:7, Jeremia
1:9). Daniël verontschuldigde voor zijn reactie. Het was hem
plotseling overkomen en hij had geen kracht meer om te reageren. Hij
vroeg zich af hoe hij tot de boodschapper zou kunnen spreken. Hij
had geen kracht meer en was buiten adem. Hieruit blijkt ook Daniëls
nederigheid en eerbied.
Het conflict tussen Perzië en
Griekenland (10:18-11:1)
“Toen
raakte hij, die er uitzag als een mens, mij wederom aan en gaf mij
kracht en hij zeide: Vrees niet, gij zeer beminde man, vrede zij u,
wees sterk, ja, wees sterk! En terwijl hij met mij sprak, werd ik
gesterkt en ik zeide: Mijn heer spreke, want gij hebt mij kracht
gegeven. Toen zeide hij: Weet gij, waarom ik tot u gekomen ben?
Terstond moet ik terugkeren om met de vorst der Perzen te strijden,
en zodra ik uitgegaan ben, zie, dan zal de vorst van Griekenland
komen –; nochtans zal ik u mededelen wat geschreven staat in het
boek der waarheid. – En niet één staat mij vastberaden tegen hen
terzijde, behalve uw vorst Michaël. Ik echter, ik stond in het
eerste jaar van Darius de Meder hèm tot een helper en toevlucht –”
Daniël 10:18-11:1.
Daniël was nog steeds ondersteboven van de verschijning. Opnieuw
raakte de engel die er uitzag als een mens Daniël aan en gaf hem
kracht. Daniël moest niet vrezen. God hield van hem. Gods vrede
rustte op hem. Hij moest sterk zijn. Terwijl de engel met hem sprak,
werd hij gesterkt. Nu is Daniël in staat om te luisteren naar de
woorden van de engel. ‘Weet gij waarom ik tot u gekomen ben?’ vraagt
de engel. Hij had het eerder al aangegeven en probeert de aandacht
van Daniël de focussen op de boodschap. De engel had niet veel tijd.
Hij moest onmiddellijk terugkeren om verder te strijden met de vorst
van de Perzen. Zo gauw hij zou zijn teruggekeerd om samen met
Michael tegen de Perzen, zou de vorst van de Griekenland ook ten
strijde komen. Daarom moest hij zich haasten om terug te keren. Toch
zou hij Daniël eerst meedelen wat er in het boek van de waarheid
staat geschreven. Michael de aartsengel is de engel die strijd voor
Gods volk. Deze engel stond hem bij in deze missie, ook in het
eerste jaar van Darius de Meder. Het eerste jaar van Darius de
Meder, is het jaar dat koning Cyrus van Perzië Babylonië veroverde.
Het is waarschijnlijk dat Darius de Meder een verwijzing is naar
Gobryas, de generaal die als gouverneur was aangesteld over
Babylonië (zie commentaar op Daniël 6:1 en 9:1).
Engelen zijn betrokken bij het gewoel, het opkomen en ondergaan van
koningen en natiën. De strijd met de vorsten van de Perzen en de
Grieken is de gedachte waar de volgende hoofdstukken op verder
bouwen.