Gemeente van Christus
 
			
			Eerst moeten wij begrijpen 
			dat de aanbiddingsvormen van het Nieuwe Testament volledig anders 
			zijn dan die van het Oude Testament.
			
			           
			Toen de Samaritaanse vrouw Jezus vroeg of men te Jerusalem of 
			te Samaria moest aanbidden, antwoordde Hij: “Geloof 
			Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te 
			Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt, wat gij niet weet; 
			wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden; maar de 
			ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden 
			zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke 
			aanbidders; God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in 
			geest en in waarheid” (Johannes 4:21 t/m 24).
			
			           
			Vele valse vormen van aanbiding zijn het gevolg van het 
			invoeren van Oud-Testamentische praktijken. Zelfs heidense 
			aanbiddingsvormen komen in sommige kerken voor, zoals het vereren 
			van beelden.
			
			           
			Om de gemeente van het Nieuwe Testament te herstellen, moeten 
			wij volgens het Nieuwe Testament aanbidden.
			
			           
			Christenen komen op de eerste dag van de week samen om brood 
			te breken. “En toen wij op de eerste dag 
			der week samengekomen waren om brood te breken hield Paulus een 
			toespraak tot hen” (Handelingen 20:7). ‘Brood breken’ duidt 
			op de maaltijd des Heren.
			
			           
			De gemeente te Jeruzalem bleef “volharden 
			bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van 
			het brood en de gebeden” (Handelingen 2:42).
			
			           
			Paulus beschrijft de maaltijd des Heren aldus: “Want 
			zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder 
			overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd 
			overgeleverd, een brood nam, de dankzegging uitsprak, het brak en 
			zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. 
			Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: 
			Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo 
			dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls gij 
			dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, 
			totdat Hij komt” (1 Korintiërs 11:23 t/m 26).
			
			           
			Christenen geven ook een bijdrage op de eerste dag van de 
			week: “Wat nu de inzameling voor de 
			heiligen betreft, doet ook u zoals ik verordend heb aan de gemeenten 
			van Galatie. Laat ieder van u op de eerste dag van de week bij 
			zichzelf iets terzijde leggen en opsparen naardat hij welvaart 
			heeft, opdat de inzamelingen niet pas gebeuren wanneer ik kom” 
			(1 Korintiërs 16:1, 2 Telos vertaling).
			
			           
			De eerste dag van de week (Zondag) is een bijzondere dag voor 
			christenen. Op die dag stond Jezus op uit het graf (Marcus 16:9). 
			Die zelfde dag openbaarde Hij Zich aan twee discipelen toen “Hij 
			het brood nam, de zegen uitsprak, het brak en hun toereikte” 
			(Lucas 24:30, 31). “Toen het dan avond 
			was op die eerste dag der week en ter plaatse, waar de discipelen 
			zich bevonden, de deuren gesloten waren uit vrees voor de Joden, 
			kwam Jezus en stond in hun midden en zeide tot hen: Vrede zij u!” 
			(Johannes 20:19). Een week later verscheen Hij nogmaals aan hen, 
			toen zij vergaderd waren (Johannes 20:26).
			
			           
			Hoewel de eerste dag van de week een bijzondere betekenis 
			voor christenen heeft, en zij op die dag samenkomen om brood te 
			breken, is die geen ‘heilige dag’ of ‘sabbat’ (Romeinen 14:5, 6; 
			Kolossenzen 2:16, 17). Christenen dienen God iedere dag.
			
			           
			Alle activiteiten in de samenkomst behoren opbouwend te zijn. 
			Paulus schreef, “Alles moet tot 
			stichting geschieden” (1 Korintiërs 14:26).
			
			           
			Christenen bidden en zingen bij hun aanbidding. Paulus zei: “Ik 
			zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand; ik zal 
			lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand” 
			(1 Korintiërs 14:15).
			
			           
			Hoewel muziekinstrumenten in de aanbidding van het Oude 
			Testament voorkwamen, zijn zij in strijd met de geestelijke aard van 
			de aanbidding van het nieuwe verbond. Paulus noemt die “onbezielde 
			dingen” (1 Korintiërs 14:7). Een mechanisch instrument kan niet in 
			geest en waarheid aanbidden, kan niet met de geest en met het 
			verstand zingen.
			
			           
			“Het woord van Christus wone 
			rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en 
			terechtwijst en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen 
			zingende, Gode dank brengt in uw harten” (Kolossenzen 3:16).
			
			           
			“Spreekt
			onder elkander in psalmen, lofzangen en 
			geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte, dankt te 
			allen tijde in de naam van onze Here Jezus Christus God, de Vader, 
			voor alles” (Efeziërs 5:19, 20).
			
			           
			Aanbidding (Grieks: PROSKUNEO) is een specifieke, bewuste 
			verheerlijking van God vloeiend uit een innerlijke houding van 
			ontzag voor Zijn majesteit en nederige onderwerping aan Zijn gezag. 
			Aanbidding wordt door handelingen uitgedrukt zoals bidden, zingen of 
			vasten. Maar het is ook mogelijk te bidden, te zingen of te vasten 
			zonder te aanbidden, indien de innerlijke aanbiddende houding 
			ontbreekt.
			
			           
			De christelijke aanbidding is niet tot de bijeenkomsten 
			beperkt. Gebed kan privaat zijn (Matteüs 6:6) of in de vergadering (Matteüs 
			18:19, 20). Lofzingen kan privaat zijn (Jacobus 5:13) of in de 
			vergadering (1 Korintiërs 14:15). Vasten kan privaat zijn (Matteüs 
			6:16) of in de vergadering (Handelingen 13:2, 3; 14:23).
			
			           
			Wij mogen niet verder gaan dan wat geschreven staat (1 
			Korintiërs 4:6). Om volgens het Nieuwe Testament te aanbidden, mogen 
			wij geen aanbiddingsvormen gebruiken die door het Nieuwe Testament 
			niet voorgeschreven zijn. Gods instructies zijn voorschrijvend. 
			Wanneer een apotheker iets op voorschrift bereidt, mag hij een paar 
			ingrediënten toevoegen of iets weglaten? De aanbiddingsvormen die 
			God onder het nieuwe verbond heeft voorgeschreven, mogen wij ook 
			niet veranderen.
			
			           
			Hoewel de uiterlijke aanbiddingsvormen in het Oude Testament 
			anders waren, leert het Oude Testament ons toch belangrijke 
			principes i.v.m. aanbidding.
			
			           
			De doodstraf van Nadab en Abihu, toont aan dat wij niet vrij 
			zijn om God volgens eigen goeddunken te aanbidden. Wij moeten 
			volgens Gods bevel aanbidden.
			
			           
			“En de zonen van Aäron, Nadab en 
			Abihu, namen ieder zijn vuurpan, deden daar vuur in en legden daar 
			reukwerk op; zo brachten zij vreemd vuur voor het aangezicht des 
			HEREN, hetgeen Hij hun niet geboden had. Toen ging er vuur uit van 
			de HERE en dit verteerde hen, zodat zij stierven voor het aangezicht 
			des HEREN” (Leviticus 10:1, 2).
			
			           
			Dit woord ‘vreemd’ heeft de bijbetekenis van ‘profaan’. Het 
			was vreemd omdat het geen deel uitmaakte van de aanbidding die God 
			had voorgeschreven. Let op de woorden, “hetgeen
			Hij hun niet geboden had”. Alles 
			wat vreemd is aan de aanbidding die God bevolen heeft, is profaan, 
			onheilig.
			
			           
			Wij dienen God ook te aanbidden wanneer wij lezen of 
			luisteren naar het woord van God. Wij zijn eerbiedig en buigen onze 
			hoofden wanneer wij in onze gebeden met God spreken. Zouden wij 
			minder eerbiedig mogen zijn wanneer wij naar God luisteren die tot 
			ons door Zijn woord spreekt? In Openbaring 1:3 wordt een zegen 
			uitgesproken over bijbellezers: “Zalig 
			hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie”.
			
			           
			Een mooi voorbeeld hiervan vinden wij in het Oude Testament. 
			Na de Babylonische ballingschap werd de wet aan het volk 
			voorgelezen. “Toen nu de zevende maand 
			aanbrak en de Israëlieten in hun steden waren, kwam het gehele volk 
			als één man bijeen op het plein voor de Waterpoort. En men verzocht 
			de schriftgeleerde Ezra het boek der wet van Mozes, die de HERE aan 
			Israël gegeven had, te halen. Toen bracht de priester Ezra de wet 
			vóór de gemeente, zowel mannen als vrouwen en ieder die het kon 
			begrijpen, op de eerste dag van de zevende maand. En hij las daaruit 
			voor op het plein vóór de Waterpoort van dat het licht werd tot de 
			namiddag in tegenwoordigheid van de mannen en de vrouwen en van hen 
			die het konden begrijpen. Het gehele volk hoorde aandachtig naar het 
			boek der wet. De schriftgeleerde Ezra stond op een houten verhoging, 
			die men voor die gelegenheid gemaakt had. ... Ezra opende dus het 
			boek ten aanschouwen van het gehele volk, want hij stond hoger dan 
			het gehele volk. En zodra hij het boek opende, stond het gehele volk 
			op. Ezra loofde de HERE, de grote God, en het gehele volk 
			antwoordde, terwijl het de handen omhoog hief: Amen, Amen. En zij 
			knielden en bogen zich voor de HERE neder met het gelaat ter aarde. 
			... Zij lazen namelijk uit het boek, uit de wet Gods, duidelijk voor 
			en gaven uitlegging, zodat men het voorgelezene begreep. ... Het 
			gehele volk weende, toen het de woorden der wet hoorde. ... De 
			Levieten brachten het gehele volk tot kalmte door te zeggen: Weest 
			stil, want deze dag is heilig, weest dus niet verdrietig. Toen ging 
			het gehele volk heen, om te eten en te drinken, en een deel ervan te 
			zenden en grote vreugde te bedrijven, want zij hadden begrepen wat 
			men hun had bekendgemaakt” (Nehemia 8:1 t/m 5a, 6, 7, 9, 10b, 
			12, 13).
			
			           
			Zij aanbaden toen zij naar Gods woord luisterden. Laten wij 
			ook eerbiedig zijn wanneer wij het woord horen.
			
			           
			Kunnen wij de gemeente van het Nieuwe Testament herstellen? Ja, indien 
			wij volgens het Nieuwe Testament aanbidden. Christenen komen op de 
			eerste dag van de week bijeen om de maaltijd des Heren te eten en 
			iets naar vermogen te geven. Zij zingen en bidden. Zij luisteren 
			eerbiedig naar Gods woord.
			
			           
			“Vreest God en geeft Hem eer, 
			want de ure van zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de 
			hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft” 
			(Openbaring 14:7).