Gemeente van Christus
 
			
			Christus is het Hoofd van 
			zijn gemeente (Efeziërs 5:23). Om de gemeente van het Nieuwe 
			Testament te zijn, moeten wij door Christus geleid worden. “Maar 
			dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk 
			opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus. En aan Hem 
			ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en 
			bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, 
			die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om 
			zichzelf op te bouwen in de liefde” (Efeziërs 4:15, 16).
			
			           
			Het hoofd bestuurt het lichaam. Het is niet voldoende 
			Christus als boegbeeld te hebben, Hij moet kapitein zijn, Hij moet 
			echt ons Hoofd zijn. Wij moeten ons aan zijn gezag onderwerpen. Wij 
			kunnen de gemeente van het Nieuwe Testament zijn indien onze 
			gemeente door Christus wordt bestuurd.
			
			           
			Wij moeten door de ene Herder geleid worden. Doelende op de 
			heidenen zei Jezus, “Nog andere schapen 
			heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij 
			zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder” 
			(Johannes 10:16). “Mijn schapen horen 
			naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij” (Johannes 
			10:27).
			
			           
			Om een gemeente van het Nieuwe Testament te zijn, moeten wij 
			Christus volgen en zijn stem gehoorzamen. “Wie 
			door de deur binnenkomt, is de herder der schapen. Voor hem doet de 
			deurwachter open en de schapen horen naar zijn stem en hij roept 
			zijn eigen schapen bij name en voert ze naar buiten. Wanneer hij 
			zijn eigen schapen alle naar buiten gebracht heeft, gaat hij voor ze 
			uit en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen; maar een 
			vreemde zullen zij voorzeker niet volgen, doch zij zullen van hem 
			weglopen, omdat zij de stem der vreemden niet kennen” 
			(Johannes 10:2 t/m 5).
			
			           
			Kunnen wij de gemeente van het Nieuwe Testament zijn? Ja, 
			indien Christus ons Hoofd is, indien Hij de Herder is die wij 
			volgen, indien wij weigeren ‘vreemden’ te volgen.
			
			           
			Christus leidt ons via Zijn apostelen en profeten die in de 
			eerste eeuw door de Heilige Geest geïnspireerd werden om het nieuwe 
			verbond te boek te stellen. Paulus legt dit uit aan het einde van 
			zijn brief aan de Romeinen. “Hem nu, die 
			bij machte is u te versterken – naar mijn evangelie en de prediking 
			van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis, 
			eeuwenlang verzwegen, maar thans geopenbaard en door profetische 
			schriften volgens bevel van de eeuwige God tot bewerking van 
			gehoorzaamheid des geloofs bekendgemaakt onder alle volken” 
			(Romeinen 16:25, 26). God heeft de apostelen bevolen het evangelie 
			aan alle volken door profetische schriften bekend te maken.
			
			           
			Voor Hij stierf, vertelde Jezus Zijn apostelen: “Wie 
			naar u hoort, hoort naar Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij; en 
			wie Mij verwerpt, verwerpt Hem, die Mij gezonden heeft” 
			(Lucas 10:16).
			
			           
			De apostelen en profeten in de eerste eeuw, samen met 
			Christus, zijn het fundament van de gemeente van het nieuwe verbond, 
			“gebouwd op het fundament van de 
			apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is” 
			(Efeziërs 2:20). Een fundament wordt slechts eenmaal gelegd. Onze 
			apostelen en profeten vandaag zijn de apostelen en profeten van de 
			gemeente in de eerste eeuw (Openbaring 21:14). Nu strijden wij tot 
			het uiterste “voor het geloof, dat 
			eenmaal de heiligen overgeleverd is” (Judas 3), wij blijven “volharden 
			bij het onderwijs der apostelen” (Handelingen 2:42).
			
			           
			Wij kunnen de gemeente van het Nieuwe Testament zijn indien 
			wij door Christus geleid worden. Hij leidt ons door Zijn apostelen 
			en profeten die geïnspireerd werden om het nieuwe verbond op schrift 
			te stellen.
			
			           
			Voor de opbouw heeft Christus ook evangelisten, oudsten, 
			leraars en diakenen gegeven om de gemeente te stichten en te dienen. 
			“En Hij heeft zowel apostelen als 
			profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de 
			heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam 
			van Christus” (Efeziërs 4:11, 12). De Filippenzenbrief werd 
			gericht “aan al de heiligen in Christus 
			Jezus, die te Filippi zijn, tezamen met hun opzieners en diakenen” 
			(Filippenzen 1:1).
			
			           
			Onbijbelse leiding is één van de duidelijkste kenmerken van 
			vervalste kerken. Zij hebben ambten en leidende posities die nergens 
			in het Nieuwe Testament te vinden zijn. Om de gemeente van het 
			Nieuwe Testament te zijn, mogen wij uitsluitend leiders hebben die 
			in het Nieuwe Testament aangewezen zijn en die de kwalificaties van 
			het Nieuwe Testament bezitten.
			
			           
			De uitvoerende leiding onder het nieuwe verbond zetelt in de 
			plaatselijke gemeente. Centrale leiding wordt door Christus vanuit 
			de hemel verschaft. De volgende leidingsniveau is de plaatselijke 
			gemeente. Regionale, nationale of internationale vormen van leiding 
			zijn vreemd voor het Nieuwe Testament. Alle gemeenten die aan 
			dergelijke vormen van leiding deelnemen, zijn geen gemeenten van het 
			nieuwe verbond, maar zijn in opstand tegen de leiding van Christus.
			Wij hebben oudsten
			
			           
			Volgens het Nieuwe Testament worden plaatselijke gemeenten 
			door een groep oudere mannen geleid, die ‘oudsten’ worden genoemd 
			(Grieks: PRESBUTEROS). Zij worden ook ‘herders’ genoemd (Grieks: 
			POIMEEN - Hier komt ook het woord pastoor of pastor vandaan) en 
			‘opzieners’ (Grieks: EPISKOPOS - Hier 
			komt ook het woord bisschop vandaan). Een zorgvuldige 
			vergelijking van de verschillende teksten toont aan dat deze 
			allemaal benamingen zijn voor dezelfde groep leiders in de 
			plaatselijke gemeente (vergelijk Titus 1:5 en 7; Handelingen 20:17, 
			28; 1 Petrus 5:1, 2, 4). Deze mannen moeten aan strenge 
			kwalificaties voldoen. Aan Titus schreef Paulus: “Ik 
			heb u op Kreta achtergelaten met de bedoeling, dat gij in orde zoudt 
			brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat gij, zoals ik u 
			opdroeg, in alle steden als oudsten zoudt aanstellen mannen, die 
			onberispelijk zijn, één vrouw hebben, die gelovige kinderen hebben, 
			die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht 
			willen weten. Want een opziener moet onberispelijk zijn als een 
			beheerder van het huis Gods, niet aanmatigend, niet driftig, niet 
			aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, niet op oneerlijke winst 
			uit, maar gastvrij, met liefde voor wat goed is, bezadigd, 
			rechtvaardig, vroom, ingetogen, zich houdende aan het betrouwbare 
			woord naar de leer, zodat hij ook in staat is te vermanen op grond 
			van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen” (Titus 
			1:5-9; zie ook 1 Timoteüs 3:2-7). De taak van de oudsten is “voor 
			de gemeente Gods [te] zorgen” (1 Timoteüs 3:5); “de gemeente Gods te weiden” 
			(Handelingen 20:28); “de kudde Gods, die 
			bij u is” te hoeden (1 Petrus 5:2).
			
			           
			Nieuwe en kleine gemeenten, zonder mannen die de 
			kwalificaties voor oudsten bezitten, worden door de mannen van de 
			gemeente geleid (Handelingen 15:1-3; 1 Timoteüs 2:12).
			
			           
			In de meeste valse kerken fungeert één persoon als hoofd van 
			de plaatselijke gemeente, of is er een andere onbijbelse vorm van 
			leiding.
			
			           
			Wij kunnen de gemeente van het Nieuwe Testament zijn indien 
			onze oudsten worden aangesteld en dienen in overeenstemming met het 
			Nieuwe Testament.
			Wij hebben diakenen
			
			           
			Diakenen zijn dienaars in de plaatselijke gemeente onder 
			leiding van de oudsten. Dit woord betekent gewoon ‘dienaar’. In de 
			gemeente te Jeruzalem werden zeven mannen aangesteld om voor het 
			dagelijkse hulpbetoon aan behoeftige weduwen te zorgen (Handelingen 
			6:1 t/m 4). Aangestelde dienaars moeten ook specifieke kwalificaties 
			bezitten: “Evenzo moeten de diakenen 
			waardig zijn, niet met twee tongen sprekende, niet verzot op veel 
			wijn, niet op winstbejag uit, maar het geheimenis des geloofs 
			bewarend in een rein geweten. Laten ook dezen eerst op de proef 
			gesteld worden, om daarna, als zij onberispelijk blijken, hun dienst 
			te vervullen. ... Diakenen moeten mannen van één vrouw zijn, hun 
			kinderen en hun eigen huis goed bestieren. Want zij, die hun dienst 
			goed hebben vervuld, verwerven zich een ereplaats en veel 
			vrijmoedigheid om te spreken door het geloof in Christus Jezus” 
			(1 Timoteüs 3:8-10, 12, 13).
			
			           
			De vrouwen van oudsten en diakenen moeten ook kwalificaties 
			bezitten: “Evenzo moeten hun vrouwen 
			zijn: waardig, geen kwaadspreeksters, nuchter, betrouwbaar in alles” 
			(1 Timoteüs 3:11).
			
			           
			Om de gemeente van het Nieuwe Testament te zijn, moeten de 
			dienaars in de plaatselijke gemeente aangesteld worden en dienen 
			volgens het Nieuwe Testament.
			Wij hebben evangelisten of 
			predikers
			
			           
			De taak van een evangelist is: “Verkondig 
			het woord, dring erop aan, gelegen of ongelegen, wederleg, bestraf 
			en bemoedig met alle lankmoedigheid en onderrichting” (2 
			Timoteüs 4:2); zij moeten zich “toeleggen 
			op het voorlezen, het vermanen en het leren” (1 Timoteüs 
			4:13).
			
			           
			In het Nieuwe Testament duiden de woorden ‘evangelist’ en 
			‘prediker’ op dezelfde taak. Een ‘evangelist’ is iemand die goed 
			nieuws predikt. Een ‘prediker’ is iemand die een boodschap in het 
			openbaar verkondigd.
			
			           
			In het Nieuwe Testament is een prediker niet de leider van 
			een plaatselijke gemeente. De courante praktijk waar een prediker 
			een ‘pastor’ wordt genoemd is in strijd met het Nieuwe Testament. 
			Alleen oudsten zijn ‘pastors’ (herders) in het Nieuwe Testament. 
			Gemeenten met een “pastoorsysteem” waar een prediker aan het hoofd 
			van een gemeente staat, zijn geen gemeenten van het Nieuwe 
			Testament. Dit geldt eveneens voor gemeenten die door een priester 
			worden geleid, aangezien het nieuwe verbond geen aparte 
			priesterklasse kent; alle christenen zijn priesters (1 Petrus 2:9). 
			Het gebruik van kenmerkend kledij en godsdienstige titels zoals 
			eerwaarde en dominee wordt door Jezus uitdrukkelijk verboden (Lucas 
			20:46; Matteüs 23:8 t/m 11).
			
			           
			Wij kunnen de gemeente van het Nieuwe Testament zijn indien 
			onze evangelisten dienen en prediken in overeenstemming met het 
			Nieuwe Testament.
			Wij hebben leraars
			
			           
			Christus heeft ook tot opbouw leraars aan zijn gemeente 
			gegeven (Efeziërs 4:11). Daar waar ‘prediken’ een openbare 
			verkondiging is, heeft het woord ‘onderwijzen’ met overdracht van 
			kennis te maken. Zowel oudsten als predikers moeten onderricht 
			kunnen geven. Maar een leraar hoeft geen oudste of prediker te zijn. 
			Leraars zijn heel belangrijk in de gemeente. Om de gemeente van het 
			Nieuwe Testament te zijn, hebben wij leraars nodig die onderricht in 
			de leer van Christus geven.
			
			           
			Vrouwen geven onderricht aan vrouwen (Titus 2:3 t/m 5) en aan 
			kinderen (2 Timothy 2:5; 3:14, 15) maar geven geen onderricht of 
			leiding aan mannen in de gemeente (1 Timoteüs 2:12).
			
			           
			Kunnen wij de gemeente van het Nieuwe Testament zijn? Ja zeker, indien 
			onze leiding met het Nieuwe Testament overeenstemt: indien wij door 
			Christus via de schriften worden geleid, indien onze gemeenten door 
			oudsten en diakenen met de vereiste kwalificaties worden geleid en 
			gediend, en indien onze predikers en leraars trouw zijn in het 
			verkondigen en in het onderwijzen van het Nieuwe Testament van 
			Christus.