Gemeente van Christus  Houthalen Oost

De eerste christenen en het Woord

In deze les:

I Jezus Christus werd aanvaard als het Hoofd.
II De apostelen waren ambassadeurs van Christus.
III Het geschreven en het gesproken Woord werd gezien als gezaghebbend.
IV De eerste christenen maakten een onderscheid tussen het oude en het nieuwe verbond.
V Er was één leer onder de eerste christenen.
VI Oplossingen voor problemen werden gevonden in de leer van Christus.
VII De eerste christenen begrepen dat als de Schrift iets niet zei dat ze dan geen gezag hadden om toch te handelen.


We leven in een wereld waar er vaak wordt gedacht dat elke plaatselijke gemeente zijn eigen leer en gebruiken mag bepalen. De bijbel laat ons thans een ander beeld zien hoe de eerste christenen geloofden. Zij keken naar Jezus als Heer en Zijn Woord was de absolute standaard voor juist en fout. Wanneer christenen afdwaalden van Gods Woord werden zij vermaand om terug te keren tot Gods Woord. Hun handelingen werden beoordeeld op basis van het Woord.

I Jezus Christus werd aanvaard als het Hoofd

     A Jezus Christus is Here (Handelingen 2:36; Romeinen 10:9: Filippenzen 2:11).
            1. De term Here duidt aan wie de eigenaar is en wie het gezag heeft.
            2. De vroege gemeente was gesticht op de heerschappij en het God gelijk zijn van Jezus Christus (
Matteus 16:15-18; 1 Korintiërs 3:11).
    B Jezus is het Hoofd van het lichaam, de gemeente (
Efeziërs 1:22-23; Kolossenzen 1:18). Van het Hoofd komt de leiding en de richting.
    C Christus heeft alle gezag (
Matteus 28:18-20).

II De apostelen waren ambassadeurs van Christus

     A Als ambassadeurs/gezanten van Christus spraken de apostelen in Zijn naam en vertegenwoordigden zij Jezus onder de mensen (2 Korintiërs 5:20)
            1. Het verwerpen van de apostelen is het verwerpen van Jezus en de Vader (
Lukas 10:16).
            2. Het ontvangen van de apostelen is het ontvangen van Jezus en de Vader (
Johannes 13:20).
     B Het Woord van God is gegeven aan de apostelen (
Johannes 17:8,14).
     C De apostelen werden geleid door de Heilige Geest nadat Jezus terug naar de Vader is gegaan in de hemel (
Johannes 16:7-14; 14:26; 15:26).

III Het geschreven en het gesproken Woord werd gezien als gezaghebbend

    A De Schrift is door God geïnspireerd (2 Timoteus 3:16-17)
            1. "
ingegeven door God" betekent dat de oorsprong van de Schrift van God is.
            2. De term "
Schriften" zijn de gezaghebbende geschriften die hun oorsprong van God hebben.
            3. Zowel het oude als het nieuwe testament worden aangenomen als Schriften van God (
1 Timoteus 5:18; Deuteronomium 25:4; Lukas 10:7).
    B De Schrift is foutloos, volledig en het volkomen woord van God (
2 Timoteus 3:16-17).
    C Er is één geloof (
Efeziërs 4:5). Dit is de volledige openbaring van Gods Wil voor de mensen (Efeziërs 3:1-5: 1 Korintiërs 2:10).
            1. Het geloof is "
éénmaal de heiligen overgeleverd" (Judas 3).
            2. De term geloof, wanneer deze wordt gebruikt met het woord van God, staat voor het evangelie (
Galaten 1:23; 1:6-9; Romeinen 1:16).

IV De eerste christenen maakten een onderscheid tussen het oude en het nieuwe verbond

     A Het verbond van Mozes is vervangen door het nieuwe verbond van Jezus Christus (Efeziërs 2:14-15; Kolossenzen 2:13-17; Hebreeën 10:9; 8:6-13).
     B De schrijvers van het Nieuwe Testament wijzen op de waarde van oudtestamentische geschriften en gebeurtenissen. (
Romeinen 15:4; 1 Korintiërs 10:11). Ook de wonderbaarlijke gebeurtenissen werden voor waarheid aangenomen (de schepping en de zondvloed, 2 Petrus 3:5-6).

V Er was één leer onder de eerste christenen

    A Dezelfde leer werd in alle gemeenten gepredikt. Wanneer er een valse leer werd verkondigd, dan werd dat gecorrigeerd door te verwijzen naar wat Jezus en Zijn apostelen leerden.
            1. Paulus vertelde de Korintiërs dat Timoteus hun “
Paulus zijn wegen in Christus indachtig zou maken, zoals hij die in elke gemeente leerde" (1 Korintiërs 4:17).
                    a) Timoteus was een evangelist die herhaalde wat hij van Paulus had gehoord (
2 Timoteus 2:2).
                    b) Paulus leerde overal in elke gemeente hetzelfde. Deze leer kon schriftelijk of mondeling zijn (
2 Tessalonissenzen 2:15; vgl 2 Petrus 3:1-2; 1 Johannes 2:21).
            2. Wat Paulus aan de Korintiërs leerde "
om te blijven leven zoals de Here hen geroepen heeft" was wat hij in alle gemeenten leerde.
            3. Wat betreft het onbedekt bidden en profeteren door een vrouw (1 Kor 11:5-6, 9-13) zei Paulus dat de Korintiërs afweken doordat hun vrouwen blootshoofd baden en profeteerden en dat was niet de gewoonte in de gemeente: "
... wij hebben zulk een gewoonte niet, en evenmin de gemeenten Gods." (1 Korintiërs 11:16). De toepassing om de hoofden te bedekken was universeel en de Korintiërs weken daarvan af.
            4. Wanneer Paulus de Korintiërs beval om op de eerste dag van de week iets aan de kant te leggen¨, zei hij dat hij het zo ook in de gemeente te Galatië heeft geregeld (
1 Korintiërs 16:1). De brief van Galaten zegt hier niets over dat Paulus dit heeft gedaan, maar we weten wel dat Paulus dit mondeling heeft gedaan wanneer hij met hen was.
    B Het hebben van één leer moet leiden tot dezelfde handelingen. Elke gemeente moet dus op dezelfde wijze functioneren en aanbidden.

VI Oplossingen voor problemen werden gevonden in de leer van Christus

    A De gemeente te Korinthe had veel problemen die werden gecorrigeerd door een verwijzing naar de leer van Christus.
            1. Vragen over het huwelijk werden beantwoord door te quoteren wat Jezus had geleerd in de evangeliën (
1 Korintiërs 7:10-11; Markus 10:9; Matteus 19:6).
            2. Er waren wat problemen ivm het ondersteunen van hen die het evangelie verkondigden. Paulus zei: "
Zo heeft de Here ook voor de verkondigers van het evangelie de regel gesteld, dat zij van het evangelie leven." (1 Korintiërs 9:14; Matteus 10:10; Lukas 10:7).
            3. Misbruiken bij de tafel des Heren werden gecorrigeerd door te verwijzen naar wat Jezus deed in de nacht dat Hij werd overgeleverd (
1 Korintiërs 11:22-25).
            4. Zie
Hebreeën 2:3 en 2 Petrus 3:1-2 voor nog voorbeelden van dit principe.
    B De apostelen gaven de gezaghebbende leer/overlevering. Het NT kent drie termen die spreken over het overleveren van leringen.
            1. Traditie (Grieks paradosis). Dit woord betekent het doorgeven van menselijke of goddelijke handelingen. Menselijke tradities die het woord van God tegenspreken worden veroordeeld door de Here (
Matteus 15:1-9). Tradities die van God komen moeten worden gehoorzaamd (2 Tessalonissenzen 2:15).
            2. Overlevering (Grieks paradidomi). Deze term betekent overleveren, doorgeven, ... .
            3. Ontvangen (Grieks paralambano). Deze term betekent ontvangen, aanvaarden.
            4. Enkele passages waar deze termen worden gebruikt:
                    a) de Korintiërs worden geprezen dat ze vasthielden aan de overleveringen (paradosis) zoals Paulus ze had overgeven (paradidomi) (
1 Korintiërs 11:2).
                    b) Paulus had van God informatie ontvangen (paralambano) en dat heeft hij doorgegeven (paradidomi) (
1 Korintiërs 11:23).
                    c) Enkele andere passages waar deze termen worden gebruikt zijn
1 Korintiërs 15:1-3; Galaten 1:9-12; Filippenzen 4:9: 2 Tessalonissenzen 3:6.

VII De eerste christenen begrepen dat als de Schrift iets niet zei dat ze dan geen gezag hadden om toch te
handelen

    A Het stilzwijgen van de Schrift is niet toestemmend maar verbiedend.
                1. Spreek als orakels van God (
1 Petrus 4:11).
                2. Als God niet spreekt, dan heeft niemand het recht om in Zijn plaats te spreken (
Hebreeën 1:5; 7:14).
                3. Als er geen instructie is, dan heeft men geen recht van spreken (
Handelingen 15:24).
                4. Heiligen werden bevolen om niet te gaan boven hetgeen geschreven staat (
1 Korintiërs 4:6).
                5. Johannes zegt dat als iemand te ver gaat en niet blijft in de leer van Christus, dat die God niet heeft (
2 Johannes 9).

Conclusie

1. De eerste christenen waren geleerd om respect te hebben voor het Woord en om het gezaghebbende Woord van God te gehoorzamen.
2. Ze beantwoordden hun vragen en losten hun problemen op door te kijken naar de leringen van Christus en het woord van de apostelen.
3. Dat Woord van God is nu voor ons beschikbaar in het Nieuwe Testament.


Vorige