Gemeente van Christus  Houthalen Oost

 

3.     Onreinheid (door E.C. Rog)

 

Het is duidelijk, wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen, nijd, dronkenschap, brasserijen en dergelijke..." Galaten 5:19-20.

In dit artikel willen wij de aandacht vestigen op het Griekse woord akatharsia, wat door het Nederlands Bijbelgenootschap in de ,,Nieuwe Vertaling" werd weergegeven met onreinheid. Onreinheid in natuurlijke (fysieke) zin vinden we in Matteus 23:27, in zedelijke (ethische) zin in: a) in het algemeen, Romeinen 6:19; b) in het bijzonder de onzedigheid, 2 Korintiërs 12:21, Galaten 5:19, Efeziërs. 4:19, 5:3, Kolossenzen 3:5, 1 Tessalonissenzen 4:7. Onreinheid uit het oogpunt van onzuivere bedoelingen (zoals eer- of hebzucht) komen we tegen in 1 Tessalonissenzen 2:3 (vgl. vs. 5 en 6). Verder houdt onreinheid nauw verband met verontreiniging, slechtheid, ontucht, onzedelijkheid, vuil, afval, (overdr.) gemene handelswijze, niet deugend, niet te verzoenen met enz. .

Bovengenoemde omschrijvingen tonen ons dat onreinheid een woord is dat een algemeen karakter draagt, waarbij het niet moeilijk is af te dwalen. Zo heeft iemand eens van akatharsia gezegd dat het een woord is dat in de natuurlijke (fysieke) wereld begon, geleidelijk overging in de rituele en ceremoniële wereld en eindigde bij de morele (zedelijke) wereld; het duidt op een algemene besmeuring of verontreiniging van de gehele persoonlijkheid, waarmee de hele levensfeer doortrokken wordt.

Het gebruik van het woord onrein trekt onze aandacht, wanneer het ons duidelijk wordt dat onreinheid, (akatharsía) de toegang tot God belemmert; het maakt iemand onmogelijk in de tegenwoordigheid van God te komen. „Daar zal een gebaande weg zijn. die de heilige weg genaamd wordt: geen onreine zal die betreden" Jesaja 35:8. Dit mag hij, die God ernstig zoekt (Hebreeën 11:6), niet over het hoofd zien. Integendeel, hij wordt erdoor bepaald – tot zijn zinnen gebracht zoals ook in de bekende gelijkenis van de Verloren Zoon deze in zijn bizarre (onreine) omstandigheden dacht aan de goede (reine) toestand van zijn ouderlijk huis, wat hem ten slotte tot inkeer bracht (Lukas 15:16-17). Ondanks dat deze jonge man het thuis goed had, wilde hij toch zijn eigen(wijze) weg gaan. Het handelen van deze man is kenmerkend voor de mensheid in het algemeen. ,,Zo zegt de Here: Gaat staan aan de wegen, en ziet en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg is, opdat gij die
gaat en rust vindt voor uw ziel; maar zij zeggen: Wij willen die niet gaan" Jeremia 6:16. Het is duidelijk dat onreinheid tegenover reinheid staat. Reinheid, een synoniem (overeenkomstige betekenis) van heiligheid (Efeziërs. 5:26-27), heeft alles met God te maken, onreinheid heeft niets met God te maken. Onreinheid is ongerechtigheid en dat brengt scheiding tussen ons en God (Jesaja 59:2). De verloren zoon had het eens goed in zijn vaderlijk huis, maar gescheiden van zijn vader moest hij uit dezelfde voederbak eten als de varkens. Zoals de zoon zich afvroeg hoe hij in die slechte omstandigheden terecht was gekomen, willen wij ons afvragen wat ons nu eigenlijk onrein maakt. Bij het stellen van deze vraag willen wij ervan uitgaan dat wij eens als wedergeborenen (zonen van God - Galaten 3:26) gereinigd waren door het bloed van Jezus Christus (1 Johannes 1:7-9) en vernieuwd (verjongd van binnen) door de heilige Geest (Titus 3:5), die in ons Zijn woning maakte (1 Korintiërs 3:16, 6:19) doordat wij gedoopt waren (door onderdompeling) in de dood van Christus (Romeinen 6:4) en wij ons zo met Hem bekleed hadden (Galaten 3:27).

Maar, willen wij met de apostel Paulus vragen: Wie is u in de weg gekomen, dat gij aan de waarheid niet gehoorzaamt? (Galaten 5:7). Hoe bezoedelen wij onszelf? Een beekje zoekt tastend zijn weg naar de rivier, die, naarmate zij voortstroomt, steeds groter wordt en zo haar weg naar de zee vindt. Het beekje gaat geleidelijk over in de rivier en de rivier in de zee. Met dit geleidelijk-in-elkaar-overgaan (progressie) is het niet anders gesteld dan met de oorzaken, die de onreinheid van de gelovige teweegbrengen. Wij denken hierbij aan onreine gedachten, onreine taal en onreine handelingen (Matteus 15:10-20). De één ,„verwekt" de ander als het ware of de een vindt in de ander zijn oorsprong. Het gaat alles heel geleidelijk en er is nauwelijks iets van te merken, maar toch woekert het onder de oppervlakte voort totdat het boven komt op een tijdstip dat men het niet verwacht (vgl. Efeziërs 6:10-20).

ONREINE GEDACHTEN

In de volgeling van Christus kunnen bepaalde gedachten opkomen die hem onrein maken. Hij kan sexuele gemeenschapsverhoudingen, die in strijd zijn met Christus' wil, in zijn verbeelding oproepen, waarmee hij zich verontreinigt en zo zichzelf onrein maakt (Matteus 5:28; Gal. 5:19). Hij kan met afgunst aan iemand denken of met jaloersheid naar iemand kijken en zich zo onrein maken (Galaten 5:20). Vooringenomenheid tegen een ras of godsdienst kan hem onrein maken: ,,Gij weet, hoe het een Jood verboden is zich te voegen bij of te gaan tot een niet-Jood; doch mij heeft God doen zien, dat ik niemand onheilig of onrein mag noemen" Handelingen 10:28.

ONREINE TAAL

De apostel Jacobus vermaant zijn lezer dat hij „snel moet zijn om te horen, maar langzaam om te spreken, langzaam tot toorn” Jakobus 1:19. Hij waarschuwt in alle gevallen voor het gevaar van de tong die de taal spreekt, wanneer hij zegt: „Zo is ook de tong een klein lid en voert toch een hoge toon. Zie, hoe een weinig vuur een groot bos in brand steekt. Ook de tong is een vuur, zij is de wereld der ongerechtigheid; de tong neemt haar plaats in onder onze leden als iets, dat het gehele lichaam bezoedelt..." Jakobus 3:5-6. Jakobus' vermaning is in volkomen overeenstemming met Jezus'  waarschuwing: ,,Niet wat de mond binnengaat, maakt de mens onrein, maar wat de mond uitgaat, dat maakt de mens onrein" Matteus 15:11. De discipel van Jezus kan over zekere dingen spreken waardoor hij zich onrein maakt. Hij kan zich gewild populair maken door het vertellen van „schuine moppen", hij kan zich laatdunkend over iemand uitlaten door hem ,neger" te noemen of hij kan de
zuiverste zaak besmeuren met een vunzige scherts. Voor dit alles geldt: „Doodt de leden, die op aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en hebzucht, die niet anders is dan afgoderij, om welke dingen de toorn Gods komt. Daarin hebt ook gij eertijds gewandeld, toen gij erin leefde. Maar thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond" Kolossenzen 3:5-8.

ONREINE HANDELINGEN

De volgeling van Jezus kan zodanig met iemand in aanraking komen dat hij zichzelf daarbij onrein maakt. Hij kan sexuele zonden begaan waardoor hij onrein wordt. Hij kan de tederste handelingen terugbrengen tot een lage, onzuivere bedoeling. ,,Zij hebben zich immers in hun verdoving overgegeven aan de losbandigheid om gretig winst te slaan uit allerlei onreinheden" Efeziërs 4:19. Alle werken van het vlees zijn onrein en het is daarom duidelijk dat het niet alleen om sexuele onzedelijkheid gaat. Zowel iemands gedachten als zijn tong (of mond) kunnen hem net zo onrein
maken als zijn geslachtsorgaan, vandaar de voortdurende waarschuwing aan de eerste Christenen, zoals in Efeziërs 5, verzen 3 t/m 5: „Maar van hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht mag onder u zelfs geen sprake zijn, zoals het heiligen betaamt, en evenmin van onwelvoegelijkheid en zotte of losse taal die geen pas geven, doch veeleer van dankzegging. Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onreine of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en God”.

De vermaning tot het zich onthouden van onreinheid en daarmee verband houdende veroordeling moet ons duidelijk maken dat ook een Christen in deze tijd onrein kan worden en daarom zijn behoud, zijn verlossing in Christus Jezus in de waagschaal stelt. Zijn onreinheid maakt het hem onmogelijk in Gods aanwezigheid te komen, ,,want God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar
in heiliging. Daarom, wie dit verwerpt, verwerpt niet een mens, maar God, die immers ook zijn Heilige Geest geeft" 1 Tessalonissenzen 4:7-8.

Het is droevig voor iemand zijn genoegen te vinden in onzedelijkheid. ,,Want ik vrees, dat ik misschien bij mijn komst u niet zo zal vinden, als ik wens, en zelf door u zó zal gevonden worden, als gij niet wenst. Ik vrees voor twist, naijver, opwellingen van toorn, van zelfzucht, voor laster, oorblazerij, verwatenheid en ongeregeldheden. Ik vrees, dat, als ik weer kom, mijn God mij bij u
verootmoedigen (vernederen) zal en dat ik zal hebben te treuren om velen van hen, die vroeger in de zonde geleefd hebben en nog niet tot berouw zijn gekomen over de onreinheid, hoererij en ontucht, die zij gepleegd hebben" 2 Korintiërs 12:20-21. Is er een manier om van onreinheid af te komen, om er niet mee besmeurd te worden? Voor de onreinen om rein te worden, geldt: ,, ... dat zij met berouw zich zouden bekeren tot God en werken doen, met hun berouw in overeenstemming" Handelingen 26:20. 1 Korintiërs 6 vers 10 beschrijft de ongelovige staat, waardoor men het Koninkrijk Gods niet kan binnengaan. De apostel Paulus vervolgt in vers 11: „En sommigen uwer zijn dat geweest, maar gij hebt u laten afwassen, gij zijt geheiligd, gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God". Voor de reinen om rein te blijven, gelden de woorden: ,, ... indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde" 1 Johannes 1:7. Wanneer hij, die rein is, door zonde onrein wordt, is er voor hem een weg om weer gezuiverd te worden, nl.: „Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid" 1 Johannes 1:9.

Als iemand gezondigd heeft, hebben wij een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige, en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld (1 Johannes 2:1-2). Een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is (1 Johannes 3:3).

 

Vorige