Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Wat zegt de Bijbel over:

‘de Gemeente van Christus’ (door W.J. Richardson)

 

4.     De gemeente in vervulling

Het Koninkrijk is gekomen

Dat Koninkrijk, waarover de profeten geschreven hadden is gekomen. Het tweede hoofdstuk van Handelingen beschrijft de vervulling van die profetieën. Dit hoofdstuk dient men rustig en grondig te bestuderen.

Let op de volgende ontwikkeling:
De Heilige Geest wordt op de 12 apostelen uitgestort. Er komt een geluid als van een geweldig gedreven wind, tongen als van vuur zitten op de apostelen, zij worden vervuld met de Heilige Geest en beginnen te spreken, zoals de Geest het hun geeft uit te spreken. Duizenden Joden, die in Jeruzalem zijn om het Pinksterfeest te vieren, komen bijeen om te zien wat er aan de hand is. Zij zijn uit vele landen gekomen en nu horen ze de apostelen spreken in al die verschillende talen. Zij komen onder de indruk van zo'n geweldig wonder. Daarna spreekt Petrus tot de hele vergadering. Hij legt uit, dat dit de vervulling van een profetie uit het boek Joël is. Dan vertelt hij hen over Jezus. Hij verklaart, dat die Jezus, die zij kort geleden gekruisigd heb ben, door God is opgewekt en verhoogd om aan de troon van David te zitten. Als bewijs, dat Hij dat beloofde Koninkrijk ontvangen heeft, heeft Hij de Heilige Geest uitgestort.

Wanneer zij dit horen, worden zij diep in het hart getroffen en vragen de apostelen wat ze moeten doen, Het antwoord is kort en duidelijk. Zij moeten zich bekeren en zich laten dopen op de naam van Christus tot vergeving van hun zonden. Drieduizend mensen zijn aan deze geboden gehoorzaam; zij laten zich dopen en worden aan de gemeente toegevoegd. Op deze manier is de gemeente van Christus op deze aarde gekomen.

Let op de volgende zeer belangrijke feiten:

1) Het plan om de gemeente te bouwen ontstond bij God.
2) Jezus voerde het plan uit door de gemeente te stichten.
3) De Heilige Geest werkte mee en gaf ons daarna een duidelijke beschrijving van de kenmerken van die gemeente.

Voor iemand, die daar voldoende belangstelling voor heeft, is het niet moeilijk die kenmerken te leren kennen. Laten wij nu enkele van die kenmerken in het kort naar voren brengen. In andere hoofdstukken worden zij meer uitvoerig behandeld.

KENMERKEN VAN DE GEMEENTE

Haar voorwaarden van lidmaatschap

Die komen duidelijk naar voren in het boek Handelingen. Let op de voorwaarden, die wij in hoofdstuk twee vinden:
1) Geloof in de opgestane en gekroonde Christus.
2) Bekering van zonden.
3) Doop op de naam van Christus tot vergeving van zonden.
Toen ze gedoopt waren, werden ze door Christus aan zijn gemeente toegevoegd.

De ene doop (Efeziërs 4:3-6)

De doop die ze ontvingen was onderdompeling in water (Handelingen 2:41; 8:38-39; 10:47-48; Romeinen 6:3-4; Kolossenzen 2:12). De mensen die gedoopt werden moesten zich eerst bekeren. Dus, geen kinderdoop. Hun doop was doelbewust: ,,tot vergeving van hun zonden". Dit komt overeen met Markus 16:16 en Handelingen 22:16.

De bijbelse benoemingen

De plaatselijke gemeenten werden ,,gemeenten Gods" en/of “gemeenten van Christus" genoemd (1 Korintiërs 1:2; Romeinen 16:16; Galaten 1:22). De leden werden ,,Christenen" genoemd (Handelingen 11:26; 26:28; 1 Petrus 4:16).

Geen centrale organisatie

Christus was het hoofd (Efeziërs 1:20-23). Geen mens werd aan het hoofd van de gemeente geplaatst. Geen stad werd gekozen als hoofdstad. Geen hoofdkwartier werd bevestigd. Geen organisatie werd ingesteld voor de universele gemeente. De enige organisatie bevond zich in de plaatselijke gemeenten. In die gemeenten werden ouderlingen en diakenen aangesteld zo gauw er mannen waren die aan de noodzakelijke eisen konden voldoen (Handelingen 14:23; 20:28; Filippenzen 1:1; 1 Timoteus 3 en Titus 1).

Aanbidding in Geest en in waarheid (Johannes 4:24)

Zij kwamen bijeen op de eerste dag van de week om de maaltijd des Here te gebruiken (Hebreeën 10:25; Handelingen 20:7; 1 Korintiërs 10:16; 11:17-30), om te zingen (Efeziërs 5:19; Kolossenzen 3:16), om te bidden (Handelingen 2:42), om een offer te brengen (1 Korintiërs 16:1-2) en om het woord van God te horen (Handelingen 20:7).

Zij bleven in de leer van Christus

Zij moesten in die leer blijven om gemeenschap met God te houden (2 Johannes 9). Zij mochten geen gemeenschap houden met iemand, die een andere leer bracht (v. 10). De boodschap, die ze ontvangen hadden, mocht niet verdraaid worden (Galaten 1:6-9). Zij moesten streven naar de eenheid van de Geest, die in Christus te vinden was (1 Korintiërs 1:10-13; Efeziërs 4:1-6). Zij moesten leren niet te gaan boven wat geschreven was (1 Korintiërs 4:6).

Zij verkondigden het evangelie

Dit deden ze van huis tot huis en in het openbaar. Niet slechts de apostelen, maar vooral alle trouwe discipelen waren actief in dit noodzakelijke werk. Het woord werd verkondigd, zielen werden tot Christus gebracht en de gemeenten van Christus breidden zich uit in de gehele wereld.

Er zijn meer kenmerken, die eigenlijk in deze zes samengevat kunnen worden. Het zijn kenmerken, die God aan zijn gemeente heeft gegeven. Zij ontstonden niet bij mensen. Zij zijn de goddelijke kenmerken van de goddelijke gemeente.

VRAGEN

1. Is het u duidelijk, dat het Koninkrijk op Pinksterdag werd gesticht? (Vanaf Pinksterdag was het Koninkrijk aanwezig: Kolossenzen 1:13-14).

2. Wat moesten ze op Pinksterdag doen om behouden te worden?

3. Heeft Jezus deze behouden mensen aan zijn gemeente toegevoegd?

4. Bij wie is het plan (voornemen) voor de gemeente ontstaan? (Efeziërs 3:10-11).

5. Wie heeft de gemeente gebouwd? (Matteus 16:18).

6. Wordt die gemeente door de Heilige Geest in de Bijbel beschreven?

7. Kunnen wij door het bestuderen van de Bijbel de echte kenmerken van Gods gemeente leren kennen?

 

Vorige