Gemeente van Christus
			
			Wat zegt de Bijbel over: 
			
			‘de Gemeente van Christus’ 
			(door W.J. Richardson)
			
			
			10. Bijbelse benoemingen
			Een van de kenmerken van een bijbelse gemeente is het feit, dat zij 
			bijbelse taal spreekt. Zij gebruikt bijbelse benoemingen voor 
			bijbelse dingen. Onbijbelse uitdrukkingen zijn slechts nodig om 
			onbijbelse begrippen uit te drukken. Velen menen, dat de naam niet 
			belangrijk is. Maar deze mening mogen wij niet zo maar zonder bewijs 
			aannemen. Onder bepaalde omstandigheden zou dat waar kunnen zijn, 
			maar is het altijd waar? Een man vindt het belangrijk, dat zijn 
			vrouw zijn naam draagt. Het zou hem
			geen prettig gevoel geven als zij zou beslissen de naam van hun 
			buurman te dragen. De naam op een betaalcheque is ook belangrijk. 
			Probeer eens met een verkeerde naam te tekenen! Onder bepaalde 
			omstandigheden erkennen wij dat een naam belangrijk kan zijn.
			Godsdienstige benoemingen zijn belangrijk
			Wij gebruiken woorden om gedachten over te brengen. Zij drukken 
			ideeën uit. Bijbelse namen zeggen wat God daarover wil zeggen. 
			Menselijke namen zeggen iets anders. De enige manier om met 
			zekerheid de waarheid te spreken is ervoor te zorgen, dat wij 
			bijbelse taal gebruiken. Wanneer God een naam geeft is die naam 
			belangrijk. God heeft de naam Abram veranderd in Abraham en de naam 
			Jakob in Israel. Die namen waren belangrijk, omdat zij van God 
			kwamen. De zoon van Zacharias en Elizabeth werd door de engel “Johannes" 
			genoemd en de zoon van Maria zou „Jezus" 
			heten, Waarom waren die namen belangrijk? Omdat zij van God kwamen. 
			Volgens de profeet Jesaja zou God aan zijn volk een naam geven 
			(Jesaja 62:2; 56:5). Die naam zou nieuw, eeuwig en door God gegeven 
			worden. Die naam vinden wij in het Nieuwe Testament.
			
			Hoe worden Gods kinderen genoemd?
			
			De naam, die God gegeven heeft is ,,Christen". Wij hebben gezien, 
			dat God het geven van een nieuwe naam voorspeld had. In Handelingen 
			11:26 lezen wij over het geven van die naam: ,,En 
			het geschiedde...dat de discipelen het eerst te Antiochië Christenen 
			genoemd werden". De uitdrukking ,het eerst" laat zien, dat de 
			discipelen daarna met die naam genoemd werden. Die naam was nieuw, 
			hij werd aan Gods volk gegeven en hij is beter dan welke andere 
			benaming ook. Wij vinden die naam o.m. in Handelingen 26:28 en 1 
			Petrus 4:16, waar zowel Paulus als Petrus lieten zien, dat zij het 
			als een grote eer beschouwden de naam Christen te mogen dragen. Dit 
			is de enige naam die God aan de leden van zijn gemeente gegeven 
			heeft. Andere woorden worden gebruikt om hen te beschrijven, maar 
			hun naam is „Christen". Alle andere namen berusten op menselijk 
			gezag.
			
			De naam „Christen" heeft ook een betekenis. Deze naam zegt, dat wij 
			Christus toebehoren en dat wij Hem volgen. Door deze naam te 
			gebruiken geven wij alle eer aan Gods Zoon, die onze Leidsman is. 
			(Lees Johannes 10 over de Herder en zijn schapen). Maar deze naam 
			zegt dat wij Jezus volgen. Als men Jezus niet volgt, heeft men geen 
			recht op die naam. Het woord “Christen" wordt zo lichtvaardig 
			gebruikt, dat het in de tegenwoordige gangbare taal haast geen 
			betekenis meer heeft. Wij moeten de naam “Christen" in eer 
			herstellen, door werkelijke volgelingen van Christus te zijn. 
			
			Andere woorden worden gebruikt om Gods kinderen te beschrijven. Zij 
			worden “kinderen" of ”zonen" 
			Gods genoemd (1 Johannes. 3:1-3). Dit betekent in het Nieuwe 
			Testament, dat zij wedergeboren zijn (Johannes 3:3-5). Hun 
			verhouding met God wordt vergeleken met die van een
			liefdevolle 
			vader en zijn kinderen, want onze Vader heeft ons lief en Hij zorgt 
			voor ons. Wij mogen tot Hem komen in gebed en Hij spreekt tot ons 
			door zijn woord. Hij leidt ons, beschermt ons en zorgt voor ons. 
			Deze woorden vertellen ons van een familie band- een band van 
			liefde, blijdschap en vrede. Verder worden Christenen genoemd: “broeders" (Romeinen 1:13), “zuster” (Jakobus 2:15), ,,heiligen" 
			(Romeinen 12:13), ,,dienaren" 
			(Jakobus 1:1), ”gelovigen" (1 
			Timoteus 4:12), “priesters" 
			(Openbaringen 1:6; 5:10; 1 Petrus 2:5,9), „discipelen" 
			(Handelingen 20:7), “uitverkorenen" 
			(1 Petrus 1:2), “levende stenen" 
			(1 Petrus 2:5), enz. Deze woorden zeggen wat God wil zeggen over 
			zijn kinderen. De namen, die door leden van verschillende kerken en 
			sekten van heden gebruikt worden zijn onbijbels. Zij drukken 
			onbijbelse ideeën uit. Zij veroorzaken verwarring en verdeeldheid.
			Hoe wordt de gemeente 
			beschreven?
			Woorden, die God gebruikt heeft om zijn volk te beschrijven hebben 
			betekenis. God heeft die woorden gebruikt, die Hij nodig vond om 
			over de gemeente te vertellen. Laten wij op die benamingen letten: “Gemeente". 
			Dit woord vinden wij herhaaldelijk in het Nieuwe Testament. Het 
			Griekse woord, dat als „gemeente" 
			(soms „kerk") vertaald wordt, betekent ,,uitgeroepenen" en duidt aan 
			dat Gods gemeente uit de wereld (zonde) geroepen is, d.w.z. dat zij 
			door het bloed van Christus geheiligd is. 
			“Mijn gemeente" (Matteus 16:18). 
			Jezus zegt dat de gemeente van Hem is.
			„De gemeente Gods" (Handelingen 
			20:28) „De gemeente van de levende God" 
			(1 Timoteus 3:15).
			„Gemeente van Christus" (Romeinen 
			16:17; Galaten 1:22).
			„Vergadering (gemeente) van 
			eerstgeborenen" (Hebreeën 12:23).
			„Het lichaam (van Christus)" 
			(Efeziërs 1:22-23; Kolossenzen 1:18,24).
			„Het huis Gods" (1 Timoteus 
			3:15).
			„Een tempel heilig in de Here" 
			(Efeziërs 2:21).
			„Het Koninkrijk van de Zoon Zijner 
			liefde" (Kolossenzen 1:13).
			Ook: „wijngaard" (Matteus 20:1), 
			„de berg Sion", „de 
			stad van de levende God", „het 
			hemelse Jeruzalem" (Hebreeën 12:22), „het 
			Israel Gods" (Galaten 6:16), „de 
			bruid, de vrouw des Lams"
			(Openbaringen 21:9), „de kudde" 
			(Johannes 10:16).
			
			
			Deze woorden worden door de Geest gebruikt om Gods 
			geestelijk volk te beschrijven. Nog andere benamingen worden vandaag 
			de dag gebruikt om kerken en sekten te beschrijven, die wij niet in 
			de Bijbel kunnen terugvinden. Zulke kerken en sekten zijn niet door 
			Christus opgericht. Als wij zouden terug keren naar de gemeente, die 
			in het Nieuwe Testament beschreven staat, zouden onbijbelse 
			benamingen niet meer nodig zijn, want de onbijbelse namen duiden 
			onbijbelse praktijken aan.
			
			Algemene uitdrukkingen
			
			Titels. In Matteus 23:8-10 keurt Jezus het gebruik van eretitels af. 
			Hij noemt titels als „rabbi" en „vader", 
			In het Nieuwe Testament vinden wij eretitels als ,,rabbi" en 
			,,vader", ,,pastoor", ,dominee", e.d. niet onder de Christenen. 
			Woorden als ,,oudsten", ,,diakenen", 
			,,evangelisten", ,,apostelen", 
			,,leraren" en ,,profeten" 
			werden gebruikt om de specifieke taken van die broeders aan te 
			duiden. Het woord ,,priester" had 
			of betrekking op Christus onze hogepriester of op elke Christen. 
			Zoals wij gezien hebben, was er geen speciaal priesterschap in de 
			gemeente. Ook het woord ,,heilige" 
			duidde alle gelovigen aan. 
			
			Is dit belangrijk?
			
			Als u even de moeite neemt zelf na te gaan hoeveel verwarring er 
			gesticht wordt door de onbijbelse taal van heden, zult u hierop 
			slechts bevestigend kunnen antwoorden. Let ook op de onjuistheid van 
			de tegenwoordige betekenis van woorden, die wij wel in de Bijbel 
			vinden. In de Bijbel betekende het woord ,,dopen" 
			altijd onderdompelen. Geen onderscheid werd er gemaakt tussen ,,oudsten" 
			en ,,bisschoppen", die altijd 
			getrouwde mannen met kinderen waren. Een doelbewuste terugkeer tot 
			de woorden van de Bijbel met hun oorspronkelijke betekenis zou veel 
			doen om de verwarring van heden weg te werken. Zie ook het hoofdstuk 
			over de leer van Christus. Wij mogen niets toevoegen aan het Woord. 
			Bijbelse woorden zijn Gods woorden. Waarom zouden wij niet tevreden 
			kunnen zijn met wat God ons gegeven heeft?
			
			Naam en gezag
			
			Volgens Petrus in Handelingen 4:12 is de naam van Christus de enige 
			naam waardoor men behouden kan worden. Wij mogen niet gaan boven wat 
			geschreven staat (1 Korintiërs 4:6). Wij mogen niet verder gaan dan 
			de leer van Christus (2 Johannes 9,10). De heilige schriften werden 
			gegeven als een volmaakte gids (2 Timoteus 3:16-17). Daarin wordt 
			ons alles geschonken, die met leven en godsvrucht te maken heeft (2 
			Petrus 1:3). Daarom dienen wij tevreden te zijn met de naam, die God 
			ons gegeven heeft. Wij moeten alles doen in de naam van Christus 
			(Kolossenzen 3: 17). Wij kunnen niets in zijn naam doen als Hij ons 
			niet gemachtigd heeft om dit te doen. Menselijke namen worden 
			gedragen met de goedkeuring van mensen, maar zonder die van 
			Christus.
			
			Waarheid
			
			Wij moeten altijd de waarheid spreken. Wij zeggen ,,gemeente 
			Gods" of ,,gemeenten van Christus", 
			omdat de gemeente van God en van Christus is. Die namen zijn 
			volkomen juist en zij zijn bijbels. De gemeente is van Christus 
			(Matteus 16:18). Vele kerkelijke namen zijn niet juist als men ze 
			wil gebruiken om over Gods gemeente te spreken. 
			
			Ten slotte: Laten wij bijbelse zaken bijbels uitvoeren en bijbelse 
			zaken met bijbelse namen noemen. Dan weten wij, dat wij geen wartaal 
			spreken en geen verwarring veroorzaken. Duidelijke bijbelse taal zal 
			ons helpen om de weg terug te vinden.
			
			VRAGEN
			
			1. Wie heeft de naam van Abram tot Abraham veranderd? (Genesis 
			17:5). 
			
			2. Lees Genesis 32:28; Lukas 1:13; Matteus 1:21. Waarom waren de 
			namen Israël, Johannes en Jezus belangrijk?
			
			3. Hoe werden de discipelen te Antiochië genoemd? (Handelingen 
			11:26). 
			
			4. Zijn de namen „gemeenten van Christus" en „de gemeente Gods" 
			bijbels?
			
			5. Zijn de vele kerkelijke benoemingen een bewijs van de 
			verdeeldheid in de godsdienst van onze tijd?
			
			6. Zijn de vele benoemingen ook een oorzaak van de verdeeldheid?
			
			7. Zou het beter zijn slechts bijbelse namen te gebruiken?
			
			8. Wat zegt Jezus over eretitels als ,,rabbi" en ,vader"? (Matteus 
			23:8-10).
			
			9. Kunnen wij niet gewoon ,,christenen" zijn, zonder meer?