Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Wat zegt de Bijbel over:

‘de Gemeente van Christus’ (door W.J. Richardson)

 

1.     De heerlijkheid van de gemeente.

Negentien honderd jaar geleden werd de gemeente gesticht. Zij was de oorspronkelijke gemeente van Gods Zoon en zij werd in heerlijkheid en volmaaktheid opgebouwd. Zij is van God en daarom is het belangrijk dat wij haar goed leren kennen.

Zij ontstond in Gods gedachten

De gemeente bestond al eeuwen in het voornemen van de Schepper. Zij ontstond niet bij toeval: “opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden, naar het eeuwige voornemen, dat Hij in Christus Jezus onze Here, heeft uitgevoerd" (Efeziërs 3:10-11). De gemeente werd dus volgens de omzichtige plannen van de almachtige God gesticht. Menselijke wijsheid is niet in staat iets zo heerlijks voort te brengen.

Zij is meer dan alles waard

Het stichten van de gemeente was niet gemakkelijk. Eerst moest een grote prijs betaald worden. Het enige materiaal, dat gebruikt kon worden bij het bouwen van die tempel Gods, bestond uit “levende stenen" – mensen die door het bloed van Christus verkregen waren. De gemeente zou alleen uit behouden mensen gesticht worden. Daarom zegt Paulus, dat God de gemeente, ,,Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft" (Handelingen 20:28). De gemeente is een volk dat duur gekocht is. Daarvoor werd de hoogste prijs betaald.

Zij had een wonderbaarlijk begin

Op een zondagochtend in het jaar 33 na Christus werd de gemeente gesticht. De hemel drukte zijn stempel van goedkeuring op de gebeurtenissen van die dag. De stilte van de morgen wordt onderbroken door een geluid als van een geweldige wind, de apostelen worden vervuld met de Heilige Geest en beginnen te spreken in andere talen. Een menigte Joden, uit alle landen van de wereld, vergadert en luistert naar de eerste evangeliepreek. Overtuigd van zonde en verslagen in het hart stellen zij de belangrijkste vraag ter wereld: „Wat zullen wij doen?" Zij krijgen het antwoord: ,,Bekeer u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zoden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen". Drieduizend mensen nemen het woord aan en worden gedoopt en de Here voegt toe aan de gemeente allen die behouden worden (Handelingen 2:1-47).

Zij is op Christus gebouwd

En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen" (Mattheüs 16:18). Op Pinksterdag bouwde Jezus Zijn gemeente. Hij leidde de apostelen in alles wat zij deden. Zij predikten Jezus de Verlosser, het fundament waarop de gemeente gebouwd werd en waarop wij moeten bouwen. Jaren later schreef de apostel Paulus: „Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen" (1 Korintiërs 3:11). Jezus is een betrouwbaar fundament en alles wat op Hem gebouwd wordt zal sterk en onverwoestbaar zijn.

Zij doet het belangrijkste werk van de wereld

De gemeente werd gesticht om te werken. Haar werk was het winnen van verloren zielen voor de Meester. Haar leden leefden altijd in gevaar, maar zij hielden het werk vol. Zij werden vervolgd, maar zij predikten het woord. Duizenden moesten om Jezus' naam sterven, maar de wereld hoorde het evangelie. Ondanks alle tegenstand breidde de gemeente zich uit. Haar arbeidsveld was de gehele wereld en haar doel was het verkondigen van het evangelie aan de ganse schepping. Zij deed toen het belangrijkste werk in de wereld en zij behoort datzelfde werk te blijven doen.

Haar namen verklaren haar heerlijkheid

De namen, die in het Nieuwe Testament gebruikt worden om de gemeente te beschrijven, vertellen ons veel over de schoonheid en heerlijkheid daarvan. Het woord ,,gemeente" (uitgeroepenen) vertelt ons, dat alleen mensen die verlost zijn van zonde tot die gemeenschap behoren. De gemeente is „het lichaam van Christus", waarvan Jezus zelf het Hoofd is. (Efeziërs 1:22-23). Zij is ook „het huis Gods" (1 Timoteus 3:15), Zij is de familie Gods, de bruid van Christus, Het ,,nieuwe Jeruzalem", “Zion", de tempel Gods en de wijngaard des Heren.

Haar leden zijn heilig

Alleen een bijzonder soort mensen kunnen toegang vinden tot de gemeente, De Here, ,,voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden" (Handelingen 2:47). Haar leden zijn geheiligd en gereinigd door het bloed van Christus (Efeziërs 5:26). Zij is een verkregen volk, gekocht door het bloed van Christus (Handelingen 20:28, Efeziërs 5:25; 1 Korintiërs 6:19-20). Haar leden zijn overgaan uit de macht der duisternis in het Koninkrijk van Gods Zoon (Kolossenzen 1:13-14). Zij worden “heiligen” genoemd (Romeinen 1:7; 1 Korintiërs 1:2 e.d.). Zij zijn wedergeboren, opgewekt tot een nieuw leven in Christus (Titus 3:5, Romeinen 6:4-6).

Zij ontleent haar heerlijkheid aan Christus

Hij heeft haar verkregen door zijn bloed. Hij heeft haar gebouwd. Jezus is het Hoofd van de gemeente, de koning van het Koninkrijk, de bruidegom van de bruid, de Meester van het huis, het hoofd van het lichaam en de oudste broer in de familie. Het is de verhouding van de gemeente met Christus, die haar zo belangrijk maakt. Jezus wandelt in het midden van de kandelaren - Zijn gemeenten- en kent hun werken. Hij heeft hen lief.

De hoop van de gemeente duidt haar glorie aan

Haar leden leven in de hoop van het eeuwige leven. Vervolging kon de eerste leden niet bang maken. Zij richtten hun ogen op de hemel, waar hun Vriend en Verlosser woonde en zij leefden en stierven om bij Hem te komen.

VRAGEN

1. Wat wordt door de gemeente bekend gemaakt?

2. Bij wie is het voornemen om de gemeente te stichten ontstaan?

3. Welke prijs is voor de gemeente betaald?

4. Hoeveel heeft Jezus de gemeente liefgehad?

5. Op welke dag is de gemeente opgericht? Welk jaar? In welke stad?

6. Hoe werden drieduizend mensen leden van de gemeente?

7. Op welk fundament is de gemeente gebouwd?

8. Hoe wordt de gemeente in de volgende teksten genoemd?

Matteus 16:18-19
Handelingen 2:47
Handelingen 20:28
1 Korintiërs 1:2
Romeinen 16:16
Efeziërs 1:22-23
Efeziërs 2:21
1 Timoteüs 3:15
Kolossenzen 1:13-14

9. Welk verband bestaat er tussen Christus en de gemeente?

10. Wat is een grote taak van de gemeente?

 

Vorige