Gemeente van Christus  Houthalen Oost

 

1.     De Heilige Geest en de Bijbel (door Th.N.Schulz)

 

“.... en neemt den helm des heils aan en het zwaard des Geestes, dat is het woord van God”, Efeziërs 6:17. Uit deze door Paulus aan de gemeente te Efeze gerichte woorden kunnen wij de verhouding zien tussen de Heilige Geest en Gods Woord, de Bijbel. Het Woord is een "produkt" van de Heilige Geest; het is zijn wapen. Duidelijk volgt uit een aantal teksten van het Nieuwe Testament, dat de Heilige Geest wordt beschouwd als de "auteur" van de Bijbel.

Jezus beloofde de Heilige Geest te zenden.

Vóór zijn kruisdood beloofde Jezus de apostelen, dat hij de Heilige Geest zou zenden, die hun de weg zou wijzen tot de volle waarheid (Johannes 16:12). Na zijn opstanding zei hij tot de apostelen: “gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde” Handelingen 1:8. Met Pinksteren kwam de Geest over de apostelen en zij begonnen te spreken “zoals de Geest hun gaf uit te spreken” Handelingen 2:4. Door de prediking van dit door de Geest geïnspireerde Woord werden de toehoorders “diep in hun hart getroffen” Handelingen 2:37. Zó hebben de apostelen voor het eerst na de opstanding van Jezus “het zwaard des Geestes” gehanteerd.
 
Paulus, die aanvankelijk niet tot de kring der apostelen behoorde, beweerde eveneens te spreken “met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn” 1 Korintiërs
2:13. En Petrus zegt: “... want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heiligen Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken” 2 Petrus 1:21. Hoewel Petrus in de eerste plaats over de leiding van de Heilige Geest met betrekking tot oudtestamentische profeten spreekt, zijn zijn woorden evengoed op de apostelen van toepassing. Ook die werden door de Heilige Geest gedreven. Zodoende hebben ook zij van Godswege gesproken. We zien dus dat de apostelen aanspraak maakten op en getuigden van dezelfde leiding van de Heilige Geest als die welke hun door Jezus was beloofd. Deze leiding van de Heilige Geest met betrekking tot het Woord van God wordt dikwijls “inspiratie” genoemd.

De Bijbel is geïnspireerd.

Wat wordt er in de Bijbel bedoeld met "inspiratie"? Paulus zegt in 2 Timoteus 3:16: “Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust”. Ons woord "ingegeven", zoals het hier door Paulus wordt gebruikt, betekent een inademing of inspiratie.

"Inspiratie" is afgeleid van twee Latijnse woorden "in" (= in) en "spirare" (ademen), die samen de betekenis vormen van blazen of adem inblazen. In de oorspronkelijke taal van deze tekst heeft Paulus het Griekse woord "theopneustos" gebruikt. Dit woord is samengesteld uit twee woorden: "theos" (= God) en "pneustos" (= beademd). Gewoonlijk wordt het in Griekse woordenboeken weergegeven met "door de godheid ingeblazen, ingegeven". "Inspiratie in bijbelse zin betekent dus: die invloed, die God door de Heilige Geest uitoefende op de geest van de bijbelschrijvers bij het
ontvangen en weergeven van zijn Woord of Wil.

Deze inspiratie heeft Jezus beloofd, toen hij zei dat de Heilige Geest de apostelen zou leren "wat" en "hoe" zij zouden moeten spreken (vgl. Johannes 14, 15 en 16). Het "wat" doelt op de gedachten en het "hoe" op de wijze van uitdrukken, de bewoording van die gedachten. Vandaar dat Paulus samen met andere schrijvers van het Nieuwe Testament beweerde het spreken “met woorden, die niet
door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn”. Inspiratie geldt niet slechts voor het gesproken Woord, maar ook voor het geschreven Woord der apostelen. In zijn eerste brief aan de Korintiërs zegt Paulus: “Indien iemand meent een profeet of geestelijk mens te zijn, laat hij dan wèl weten, dat hetgeen ik u schrijf, een gebod des Heren is” 1 Korintiërs 14:37. In 1 Timoteus 5:17 haalt hij de woorden aan: “De arbeider is zijn loon waard”. Dit citaat noemt hij en woord van de Schrift. Aangezien deze woorden slechts in Lukas 10:7 en Matteus 10:10 voorkomen, betekent dit ook dat deze Evangelieboeken al bestonden, toen Paulus 1 Timoteus schreef en dat hij deze als deel van de Schrift beschouwde. Ook Petrus, verwijzende naar de geschriften van Paulus, zegt: “Daarin is een en ander moeilijk te verstaan, wat de onkundige en onstandvastige lieden tot hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de overige schriften” 2 Petrus 3:16. En wanneer Johannes over zijn eigen geschriften (Openbaringen. 1:3) spreekt, dringt hij er bij zijn lezers op aan te luisteren naar “wat de Geest tot de gemeenten zegt” Openbaringen 2:11.

Deze inspiratie geldt ook voor het Oude Testament. Daar staat bijvoorbeeld dat God Mozes onderrichtte wat hij zeggen moest (Exodus 4:12), dat de Geest des Heren door David sprak (2 Samuel
23:2), en dat God zijn woorden in de mond van Jeremia legde (Jeremia 1:9).  Het feit dat Jezus de betrouwbaarheid van het Oude Testament volstrekt erkende, getuigt nog meer van de inspiratie hiervan. Hij zei bijvoorbeeld dat alles wat over hem geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen vervuld moest worden (Lukas 24:44). De "wet van Mozes", "de profeten", en "de psalmen" omvatten volgens Joodse indeling het gehele Oude Testament. Bovendien onderschreef Jezus in het bijzonder die gedeelten van het Oude Testament, die door vijanden van de Bijbel het meest worden aangevallen. Hij hechtte zijn volledige goedkeuring aan het scheppingsverhaal (Matteus 19:4-6; Markus 13:19), aan de Mozaïsche weergave van de zondvloed (Matteus 24:36-39) en aan het verhaal van Jona en de grote vis (zeemonster: Matteus 12:40). Ook haalde Hij in het bijzonder het boek Deuteronomium naar voren, dat door moderne theologen zo dikwijls onder vuur is genomen (zie bijvoorbeeld Matteus 4, waar Jezus citaten uit dit boek gebruikt om tijdens zijn verzoeking Satan op de vlucht te jagen). Daarom kon Paulus vooral met betrekking tot het Oude Testament zeggen: “Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig” 2 Timoteus 3:16 en kon Petrus zeggen dat de profeten (schrijvers van het Oude Testament) door de Heilige Geest gedreven, van Godswege hebben gesproken (2 Petrus 1:21). 

Inspiratie betekent echter niet dat de bijbelse schrijvers hun identiteit hebben verloren of alwetend zijn geweest. Terwijl de Heilige Geest hen heeft bewogen tot schrijven, waren ze niettemin vrij om te spreken met hun eigen individuele achtergrond, hun persoonlijkheid, woordenkeus en stijl. Inspiratie was niet bedoeld om een bron van alwetendheid te zijn noch om de schrijvers ongevoelig te maken voor lichamelijk lijden en menselijke moeilijkheden. Ook was het niet zo, dat het hun onmogelijk was om te zondigen. Inspiratie beperkt zich tot het doel, waarvoor ze gegeven werd: het op een betrouwbare wijze bekend maken van Gods waarheid.

De mens en het zwaard des Geestes.

Wanneer wij dus de Bijbel lezen, lezen wij het door de Heilige Geest geïnspireerde Woord van God. Door middel van dat Woord brengt de Heilige Geest een mens tot bekering en versterkt de Heilige Geest een christen in zijn christelijke beleving. Ook zal het mensdom door dat Woord ten jongsten dage geoordeeld worden. Jezus leert: “Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft een, die hem oordeelt: het woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage” Johannes 12:48. Dat Woord is, volgens de schrijver van het Hebreeënboek: “Levend en krachtig en
scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten; en geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen” Hebreeën 4:12-13.

Zou het niet veel beter zijn om gehoor te geven aan Gods Woord, de Bijbel, vóór die grote en geduchte dag aanbreekt, vóór het zwaard des Geestes op die dag alle overleggingen en gedachten
van ons hart, al het verborgene, open en bloot zal leggen vóór de ogen van Hem, aan wie wij rekenschap hebben af te leggen?

Heil’ge Bijbel, Woord mijns Gods,
Boek veracht door 's werelds trots;
meer dan 't heerlijkst goed op aard';
zijt g' als Gods geschenk mij waard.

Hartespiegel is m'uw blad,
Raadsman op mijn levenspad;
Zwaard, welks scherpte niets weerstaat,
veilig Schild voor 't dreigendst kwaad.

Trooster in het bangst der smart,
Woord mijns Gods, heers in mijn hart;
werp uw Geest er, trouwe Heer,
al wat U weerstreeft ter neer.

Heilig Woord, Woord van mijn God,
Borg vanaf mijn kinderlot
Gij zult ook in stervenspijn
Licht mij in het doodsuur zijn.

(auteur gedicht onbekend)

 

Vorige