Gemeente van Christus

Laakdal   

Jehovas getuigen, hun leer, een uitdaging tot ernstig bijbelonderzoek

1.Woord vooraf
2.De Getuigen van Jehovah:
hun geschiedenis en hun gezagsbron: Geschiedenis - Charles Taze Russell - Joseph FrankIin Rutherford - Nathan Homer Knorr - hun gezagsbron
3. De Godheid:
Het standpunt van de getuigen - de zoon is goddelijk - de heilige geest is goddelijk - ondergeschiktheid - praktische lessen
4. CHRISTUS
- Zijn opstanding: De leer van de getuigen over de opstanding - de bijbelse leer van de lichamelijke opstanding bevestigd
5. Zonde en verlossing: Zonde - verlossing
6. De Gemeente/het Koninkrijk:
Hun opvattingen over het duizendjarige rijk - hun dwaling betreffende de gemeente/het koninkrijk - hun dwaling omtrent tijd en plaats - besluit
7. De nieuwe-wereldvertallng van de getuigen van jehovah: Wezenlijke verschillen - teksten die betrekking hebben op de godheid
8. 1975 en de getuigen van jehova: 1975: Het begin van de laatste 1000 jaar menselijke geschiedenis - het 1000-jarige rijk van Christus valt samen met de laatste 1000 jaar menselijke geschiedenis - na 1975 geen wetteloosheid meer - na 1975 sterven er geen trouwe getuigen meer - bijbelse kenmerken van valse profeten
9. Het vaststellen van ,tijden':
Het vaststellen van ,tijden' in de loop der eeuwen

Dit artikel is geschreven in september 1975 door broeders uit de gemeente en gepubliceerd in het blad 'fundament'. 1.Woord vooraf

Met ongeveinsde christelijke liefde en vol diepe bewogenheid en zorg voor de zielen van alle mensen voelen wij ons genoodzaakt om enige leringen van de zogenaamde "Getuigen van Jehovah" publiekelijk aan de kaak te stellen. Mogen mensen van andere godsdienstige gemeenschappen beweren, dat het van een gebrek aan liefde getuigt als men de godsdienstige dogma's van een bepaalde groep aan een kritisch onderzoek onderwerpt, dan is dit toch allesbehalve het geval bij mensen die zich "Jehovah's Getuigen" plegen te noemen. Zij staan er op, dat "de onschriftuurlijke beginselen van alle valse religiën worden aangevallen en zij stellen zulke schadelijke theorieën en overleveringen van mensen aan de hand van de waarheid uit Gods woord, de Bijbel, aan de kaak" ("God zij waarachtig" uitgegeven door Watchtower Bible and Tract Society, lnc., blz.249). De "Getuigen" beweren voorts: "Mensen van goede wil tonen hun waardering voor de liefde die zij van Jehovah's getuigen ondervinden, doordat zij met deze getuigen de Bijbel bestuderen. De oprechte persoon die God wenst te dienen, wordt niet verontrust wanneer religieuze dwalingen worden blootgelegd en Bijbelse waarheden worden geopenbaard" ("God zij waarachtig," blz.249).
De Bijbel leert dat Gods kinderen zowel het evangelie van Christus dienen te prediken (Markus 16: 15), alsook dit evangelie moeten verdedigen (Judas 3; 1 Petrus 3:15). Wij van onze kant zijn er evenzeer van overtuigd dat wij op Zijn minst zo gemotiveerd zijn met betrekking tot de liefde voor onze Heer en onze medemens, wanneer wij hier verschillende leerstellingen van de Wachttoren noemen, die naar onze heilige overtuiging lijnrecht indruisen tegen de onvervalste leer van de Bijbel. Wij nodigen de "Jehovah's Getuigen" voorts uit hun waardering te tonen voor onze liefde door met ons eens de Bijbel te bestuderen. Vanuit hun eigen gezichtspunt bezien, zijn wij er zeker van, dat ons "aan de kaak stellen van godsdienstige dwalingen" en ons "openbaar maken van Bijbelse waarheden" niet "de oprechte mens onder de Getuigen zullen verontrusten, die waarlijk het verlangen koestert God te dienen".

2.De Getuigen van Jehovah: hun geschiedenis en hun gezagsbron

GESCHIEDENIS

De geschiedenis van de zogenaamde Getuigen van Jehovah is nauw verbonden met het leven van drie mannen die achtereenvolgens president van deze organisatie werden. 

Charles Taze Russell.
De eerste president was Ch. T. Russell (1852-1916). Hij werd op 16 februari 1852 te Allegheny, Pennsylvanië (V.S.) geboren. Toen hij zeventien jaar oud was, was hij, religieus gezien, een scepticus. Hij verliet de Congregational Church en verwierp volledig de Bijbel. In 1870 echter kwam hij in contact met een groep Adventisten , waardoor hij opnieuw belangstelling kreeg voor de Heilige Schrift. Hij richtte een bijbelkring op met in totaal zes deelnemers, die in de jaren 1870-1875 geregeld te Pittsburg samenkwamen. Zij raakten er van overtuigd, dat Christus' wederkomst geestelijk en onzichtbaar zou plaatsvinden. In juli '1879 publiceerde Russell een tijdschrift getiteld: "Zion's Watch Tower and Herald of Christ's, presence". In 1881 stichtte hij zijn "Zion's Watch Tower Tract Society". Aan dit genootschap werd op 13 december 1884 een wettelijke status verleend. De doelstelling ervan was "...de verbreiding van bijbelse waarheden in verscheidene talen door middel van het uitgeven van traktaten, vlugschriften, bladen en andere religieuze stukken..." (Bekwaam gemaakt tot de predikingsdienst, blz. 304). Deze datum wordt algemeen erkend als het officiële begin van de beweging der Jehovah's Getuigen. Overeenkomstig het doel van zijn genootschap begon Russell in 1886 een zevendelig werk te schrijven onder de titel: "Studies in the Scriptures". Hij hield staande dat het niet mogelijk was de Bijbel te begrijpen als men niet tevens zijn "Studies" zou raadplegen. In 1891 maakte Russell zijn eerste reis naar Europa. In Londen werd er in 1900 een bijkantoor opgericht, in Duitsland één in 1903 en in Australië één in 1904. Spoedig verschenen er boeken en brochures in andere talen dan het Engels. In 1909 werd in Brooklyn, New York (V.S.). de "People's Pulpit Association of New York" opgericht met het doel onroerende goederen te mogen kopen en verkopen. De rechtskundig raadsman in deze was Joseph Franklin Rutherford.
In 1879 huwde Russell Maria Frances Ackley. Er werden uit dit huwelijk geen kinderen geboren. In 1913 vroeg Mevrouw Russell echtscheiding aan op grond van "eigendunk, zelfzucht, heerszucht en onbehoorlijk gedrag van haar echtgenoot met betrekking tot andere vrouwen". Russell was ook gewikkeld in enige andere rechtsgedingen. In 1913 werd hij schuldig bevonden aan meineed.
Hij had gelogen aangaande zijn kennis van de Griekse taal en het ingezegend zijn tot predikant. Hij stierf op 31 oktober 1916 in een trein nabij Pampa in Texas (V.S.). In zijn "Studies in the Scriptures" beweerde Russell dat Christus in 1874 teruggekomen was en dat Diens Koninkrijk 40 jaar later, dus in 1914, zou worden opgericht. Dit was het begin van een eeuwlang vaststellen van datums en het doen van voorzeggingen en voorspellingen met betrekking tot de wederkomst van Christus, het einde der wereld en Armageddon. 

Joseph FrankIin Rutherford.
J.F. Rutherford werd op 8 november 1869 te Boonville, Missouri (V.S.) geboren. Hij studeerde rechten. Nadat hij tot de balie was toegelaten, deed hij af en toe dienst als plaatsvervangend rechter in de staat Missouri. Vandaar dat men hem "Rechter Rutherford" ging noemen. In 1894 kwam hij in contact met het Wachttorengenootschap. In 1906 sloot hij zich bij deze organisatie aan en in 1907 werd hij benoemd tot haar rechtskundig raadsman.
Op 6 januari 1917 werd Rutherford de tweede president van het Wachttorengenootschap. Hij ging er onmiddellijk toe over het kantoor in Brooklyn te re-organiseren. Korte tijd daarna ontstond er ontevredenheid in de gelederen van het genootschap. Dit ongenoegen vond zijn hoogtepunt in een open rebellie. Rutherford zag zich genoodzaakt op te treden tegen deze andersdenkenden, van wie de meeste zich "Russellieten" bleven noemen. Men ontzette de leiders van de opstand uit hun ambt, maar deze ontslagen brachten wel een aantal afscheidingen teweeg. Een van de bekendste groeperingen, die zich van het genootschap distancieerden, heet "Dawn Bible Students Association" met haar hoofdkwartier in East Rutherford, New Jersey (V.S.).
In juli 1917 verscheen het zevende deel van de "Studies in the Scriptures". Het bevat voornamelijk een uit de geschriften van Russell gedestilleerd commentaar op Ezechiël en Openbaring. In dit, onder de titel van "The Finished Mystery" uitgekomen deel worden de Katholieke en Protestante kerkgenootschappen het "huidige Babylon" genoemd. Er wordt gezegd dat deze kerken - het boek verscheen in 1917 - spoedig in vergetelijkheid zullen raken, iets wat ook nu nog door de Getuigen van Jehovah onverkort wordt gehandhaafd. Weldra bleek dat Rutherford een even produktief schrijver zou worden als Russell. Zijn boeken vervingen geleidelijk die van Russell als officiële leer van het Wachttorengenootschap. In 1920 schreef hij een werkje onder de titel: "Millions now living will never die" (Miljoenen die nu leven zullen nimmer sterven). In 1921 volgde nog van zijn hand "The Harp of God" (De harp Gods). In deze boeken beweert Rutherford dat het "onomstotelijk vaststaat, dat miljoenen van de thans levende mensen nimmer zullen sterven". Onder het presidentschap van Rutherford werd steeds meer de nadruk verlegd van Bijbelstudie en het verwerven van geestelijke vruchten naar het verspreiden van lectuur, het afleggen van bezoeken en het verslag uitbrengen aan het hoofdkwartier van de Wachttoren. Op een in 1931 gehouden vergadering te Columbus, Ohio (V.S.) nam de groepering de naam van "Jehovah's Getuigen" aan. Rutherford stierf op 8 januari 1942. Gedurende de kwart eeuw dat hij president van de Wachttoren is geweest, is dit genootschap van een min of meer democratische organisatie afgestapt en gewijzigd in een "theocratische" - volgens sommigen in een dictatoriale - organisatie waarin hoe langer hoe meer het bestuurlijk lichaam in Brooklyn zijn heerschappij uitoefent over de plaatselijke bijeenkomsten.

Nathan Homer Knorr.
De opvolger van Rutherford heet N.H. Knorf. Hij is iets minder bekend dan Russell en Rutherford. In 1904 geboren te Bethlehem in Pennsylvanië (V.S.) werd hij op zestienjarige leeftijd lid van Jehovah's Getuigen. Toen hij achttien was geworden trad hij toe tot de staf van het hoofdkwartier in Brooklyn. Weldra werd hij benoemd tot coördinator van alle activiteiten op het gebied van het drukken van geschriften. In 1932 werd hij directeur-generaal van heel het uitgeversbedrijf. Onder zijn presidentschap zagen tal van boeken het licht. Ofschoon men vemoedt dat Knorr er de belangrijkste auteur van is, worden deze boeken steeds anoniem uitgegeven. Een ander belangrijk project, dat onder het presidentschap van Knorr tot uitvoering kwam, is de vertaling van de Bijbel in het Engels en een zestal andere talen.
Men legt de nadruk thans sterk op de verspreiding van lectuur in het buitenland. Een ieder jaar verschijnend jaarboek brengt verslag uit over het werk dat door de Getuigen over de gehele wereld wordt verricht. Men schat de investeringen van hun organisatie in onroerende goederen - zoals boerderijen, drukkerijen, aandelen in de industrie - op een bedrag van meer dan $2.500.000.000. Ook Knorr houdt zich bezig met het vaststellen van datums. Te beginnen in 1966, heeft het Wachttorengenootschap bepaald dat er in het jaar 1975 een eind zou komen aan de zesduizend jaar oude opstand tegen God.

HUN GEZAGSBRON 

Wij nemen dankbaar kennis van het feit dat Jehovah's Getuigen duidelijk zeggen dat de Bijbel uiteindelijk hen gezagsbron is (God zij waarachtig, blz. 10). Wanneer men echter hun geschriften onderzoekt, blijkt het dat dit geen eerlijke verklaring is. In plaats dat ze hun oor te luisteren leggen bij de Schrift, zoals zij beweren te doen, dringen zij in werkelijkheid hun godsdienstig stelsel op aan de Bijbel en dwingen deze Bron zich te voegen naar hun doctrines. Aan de hand van enkele punten zullen wij u dit duidelijk maken:

1) In hun Nieuwe-Wereldvertaling van de Bijbel hebben ze kans gezien tal van bijzondere leerstellingen van het genootschap te verweven met de tekst van de Bijbel. 
2) Hun methode ten aanzien van het hanteren van de Schriften is als volgt: men zoekt bijbelteksten op die hun zienswijze schijnen te staven en negeren die, welke hun zienswijze in de weg staan. Publicaties als "De Wachttoren" en "Ontwaakt" bevatten een reeks voetnoten die de lezer veeleer tot een gewenste conclusie leiden dan dat ze de lezer in staat stellen die leringen te vergelijken met de Bijbel om dan voor zichzelf te kunnen uitmaken of deze leerstellingen al dan niet op de Bijbel zijn gegrondvest.
3) De organisatie - volgens de Getuigen: "Jehovah's getrouwe en beleidvolle slaaf" - staat geen andere interpretatie toe dan die van haarzelf. In "God zij waarachtig" staat te lezen: "Het werktuig dat de Meester gebruikt om zijn waarheid uit te delen of te verstrekken, wordt zijn, getrouwe en beleidvolle slaaf genoemd...  Hierdoor wordt duidelijk aangetoond, dat de Meester één organisatie, en niet talrijke verschillende en tegenstrijdige sekten, zou gebruiken om zijn boodschap uit te delen" (blz. 216). Zie ook in dit verband "De Wachttoren" van 15 mei 1975, blz. 301-303.
Een studie van de geschiedenis en de gezagsbron van de Jehovah's Getuigen onthult enkele merkwaardige aspecten. Het Wachttorengenootschap is een door mensen ingestelde organisatie die pretendeert de enige ware stem van God te zijn. De verhouding van het genootschap tot een gemiddelde Getuige is in grote trekken die van meester tot zijn slaaf. Immers, naast de onderling hechte band die men dikwijls bij de Getuigen waarneemt, constateert men bij hen ook een streng systeem dat berust op discipline en excommunicatie.
De vele voorspellingen, c.q. "profetieën", die de leiders van dit genootschap gedurende de laatste honderd jaar hebben gedaan - en waarvan er niet één is uitgekomen - stempelen deze organisatie tot een valse profetes. 

3. De Godheid

HET STANDPUNT VAN DE JEHOVAH'S GETUIGEN.

De bijbel leert dat de Godheid bestaat uit Vader, Zoon en Heilige Geest. Jehovah's Getuigen echter leren dat alleen God de Vader het eeuwige goddelijke wezen is, dat Christus de eerste van Gods geschapen zonen was, dat de andere zonen door Christus (Gods voornaamste Vertegenwoordiger) tot bestaan zijn gekomen en dat Christus bekend was als "het Woord" voordat Hij als een manlijk kind op aarde werd geboren. Volgens hun zeggen is de Heilige Geest niet een persoon, maar Gods "werkzame kracht" (De Waarheid die tot eeuwig leven leidt, blz. 47,48 en 24). In een kort artikel is het niet mogelijk dit onderwerp aan een diepgaand onderzoek te onderwerpen. Wij kunnen echter aantonen dat zowel Christus als de Heilige Geest goddelijk zijn.

DE ZOON IS GODDELIJK  
Thomas zeide tot Jezus: "Mijn Heer en mijn God" (Johannes 20:28). Paulus sprak van "onze grote God en Heiland" (Titus 2:13). Petrus getuigde in dezelfde geest: "...onze God en Heiland, Jezus Christus" (2 Petrus 1: 1-2). Christus wordt Gods Zoon genoemd (Markus 1: 10-11). Hij werd verwekt door de Heilige Geest, toen Hij naar deze aarde kwam om als "Immanuel, God met ons" in het vlees geopenbaard te worden (Matteus 1: 18,23; 1 Timoteus 3:16). Vóór zijn vleeswording was het Woord in de gestalte van God (Filippenzen 2:6). In Johannes 3:16 wordt Jezus de "eniggeboren" Zoon van God genoemd. Zorgvuldige lexicografische studies bewijzen zonneklaar, dat het Griekse woord monogenes ("eniggeboren") niet is afgeleid van de stam gennao ("verwekken" of "genereren") maar van genos ("soort" of "klasse"). Het woord betekent dus: een op zichzelf staande klasse, de enige in zijn soort, oftewel "enig, uniek". Christus, het eeuwige Woord, is derhalve goddelijk (Johannes 1:1-3,14,18). Als Hij niet goddelijk is, waarom aanbidden dan de engelen hem? (Hebreeën 1:16).

DE HEILIGE GEEST IS GODDELIJK  
De Heilige Geest - naar zijn aard goddelijk - is een Persoon (niet slechts een invloed). De Geest sprak van Zichzelf als "Ik" (Handelingen 13:2). Daden als de hierna volgende, die aan de Geest worden toegeschreven, tonen aan dat Hij een Persoon is. De Geest doorzoekt (1 Korintiërs 2:10-11), denkt (Handelingen 15:28), hoort en spreekt (Johannes 16:13), weet (1 Korintiërs 2:11), leert (Johannes 14:26), pleit (Romeinen 8:27), getuigt (Johannes 15:26), kan bedrogen worden (Handelingen 5:3-4) en kan bedroefd worden (Efeziërs 4:30). Hij is eeuwig (Hebreeën 9:14) en wij worden gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest (Matteus 28:19).

ONDERGESCHIKTHEID  
De Vader is niet de Zoon en de Zoon is niet de Heilige Geest. Ze hebben alle drie deel aan de goddelijke natuur. Is er sprake van een ondergeschiktheid? Ja, maar de Bijbel verklaart ons niet in welk opzicht! Jezus zeide "de Vader is meer dan ik" (Johannes 14:28; vgl. Johannes 5:30). Hij die zendt is groter dan Hij die gezonden wordt (Johannes 13:16; 12:44,49-50). God zond Christus en Christus zond de Geest die kwam om Christus te verheerlijken en niet Zichzelf (Johannes 16:7; 13:15). Behalve God de Vader is alles aan Christus onderworpen en na het oordeel zal Christus aan de Vader het koningschap overdragen (1 Korintiërs 15:24-28). Wel was in het bestel van de verlossing een functionele subordinatie aanwezig, maar ook een wezenseenheid (Filippenzen 2:5-11).

PRAKTISCHE LESSEN  
Wanneer wij aan God de Vader denken, denken wij aan onze vader als Schepper (Handelingen 17:28) en tevens als onze Vader door de wedergeboorte (Johannes 3:5). Op een heel bepaalde manier hebben christenen deel aan de goddelijke natuur (2 Petrus 1:4). Als Gods kinderen moeten wij door woord en daad tonen, wiens zonen en dochteren wij zijn.
Wanneer wij denken aan God de Zoon, denken wij aan God, ons geopenbaard in het vlees (Kolossenzen 2:9; 1 Timoteus 3:16) en die stierf om ons te verlossen (Handelingen 20:28; 1 Petrus 2:21-25). Hij is de volledige openbaring van God aan ons (Johannes 14:8-9; Kolossenzen 2:1-11). Hij regeert als Koning en Priester aan de rechterhand Gods (Hebreeën 8:1-2).
Wanneer wij denken aan de Heilige Geest, dan denken wij aan Degene die de apostelen en profeten in alle waarheid leidde en die de mens overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel door de waarheid (Johannes 18:8-15). Wij denken aan Hem die het geloof openbaarde en bevestigde, zoals dit eenmaal de heiligen overgeleverd is (Hebreeën 2:3-4; Judas 3). Wij denken ook aan ons lichaam als Zijn tempel (1 Korintiërs 6:19-20).

Ten aanzien van de Godheid is er nog veel meer geopenbaard, maar wat we hier naar voren hebben gebracht toont duidelijk aan dat de "Getuigen van Jehovah" ongelijk hebben met hun ontkennen van de Godheid.

4. CHRISTUS - Zijn opstanding

De leer van de opstanding van Christus zoals die door de Getuigen van Jehovah wordt uiteengezet is volstrekt niet de Bijbelse leer. Op de keper beschouwd, is deze leerstelling in wezen een leer die de opstanding van Christus loochent. Zij leren dat Zijn opstanding niet lichamelijk was en dat Zijn verschijningen na de opstanding slechts illusies waren, oftewel materialisaties van Zijn geest.

DE LEER VAN JEHOVAH'S GETUIGEN OVER DE OPSTANDING  
In hun boek "God zij waarachtig" geven ze op blz. 42 hun visie met betrekking tot de opstanding van Christus alsvolgt weer: "Op de derde dag dat hij dood nederlag in het graf, wekte zijn onsterfelijke Vader, Jehovah God, hem uit de dood op, niet als een menselijke Zoon, maar als een machtige, onsterfelijke geestelijke Zoon. Gedurende de veertig dagen die daarop volgden, materialiseerde hij zich, evenals engelen vóór hem hadden gedaan, met het doel zich levend aan zijn discipelen te vertonen, opdat dezen hiervan getuigen konden zijn".
Op blz. 149 van hetzelfde boek lezen we: "De Koning Christus Jezus werd derhalve ter dood gebracht in het vlees en opgewekt als , een onzichtbaar geestelijk schepsel. Daarom zal de wereld hem niet meer zien". Op blz. 299 lijkt het of hetgeen men op blz. 149 heeft geschreven met het volgende in strijd is: "De opstanding van Jezus is geen zinsbedrog of verbeelding... ". Dan gaat het boek verder met uit te leggen dat hij door Paulus en een stoet van getuigen gezien is. Vervolgens, op blz. 301, vertelt het boek ons: "Jezus was de eerste die uit de dood opstond... Deze eerstgeborene uit de doden werd uit het graf opgewekt, niet als een menselijk schepsel, maar als een geest". Antwoordende op de vraag met betrekking tot het lichaam van Jezus, zegt Charles Taze Russell "Of het nu opgelost is in gassen of nog ergens wordt bewaard ter gedachtenis aan Gods liefde... dat weet niemand" ("Studies in the Scriptures" deel 11, blz 129). Jaren later verklaarde een schrijver in "Ontwaakt! " (8 juni 1955): "Zijn menselijk lichaam dat aan de paal was geslagen, werd door Gods macht uit het graf verwijderd. Zou het daar gebleven zijn, dan zou dit een obstakel zijn geweest op de weg van het geloof zijner leerlingen die niet waren onderlegd in geestelijke zaken tot de tijd dat de heilige geest later op Pinksteren was gegeven" Het is duidelijk dat "Jehovah's Getuigen" de lichamelijke opstanding van Christus loochenen. Hun argumentatie is deze: 
(1) Christus werd ter dood gebracht in het vlees maar levend gemaakt in de geest (1 Petrus 3:18). 
(2) Christus werd niet herkend door Maria, evenmin door de twee op weg naar Emmaüs of de discipelen die aan het vissen waren. Daarom was het een gematerialiseerde geest en niet het lichaam van Jezus. 
(3) Jezus was in staat om door gesloten deuren te gaan. 
Laten we deze argumenten achtereenvolgens bekijken: 
(l) De tekst van I Petrus 3:18 zegt niet dat Jezus opgewekt werd als "een geest"! In de Griekse tekst geven "naar het vlees" en "naar de geest" de sfeer weer waarin het gebeuren plaatsgreep. De dood vond plaats in het vlees, niet in zijn geest, waarin immers altijd leven is. Dit is precies wat Jacobus 2:26 ons leert, nl. dat het lichaam los van de geest dood is maar dat de geest de dood niet ondergaat zoals dit met het lichaam het geval is. (Prediker 12:7). Zou Christus op de bestemde tijd uit de dood moeten zijn opgewekt, dan moest hetgeen dood was zijn opgewekt, namelijk zijn lichaam! 
(2) Wat het argument betreft, dat niemand de opgestane Christus herkende, omdat hij niet hetzelfde lichaam had, wijzen wij erop dat volgens Johannes 20:1 Maria naar het graf kwam, toen het nog donker was. In de verzen 11-13 zien we haar bitter wenen. Volgens vers 14 stond ze met haar rug naar degene van wie ze dacht dat het een tuinman was. Toen ze Hem echter haar naam hoorde noemen, keerde zij zich om en herkende Hem. Wat de twee op de weg naar Emmanüs betreft, zegt Lucas 24:16: "Maar hun ogen waren bevangen zodat zij Hem niet herkenden." In verband met de discipelen die aan het vissen waren, wijzen wij erop dat ze ruim 90 meter van Jezus verwijderd waren, maar dat Johannes Hem niettemin herkende! 
(3) Het feit dat Jezus achter gesloten deuren aan zijn discipelen kon verschijnen zou geen probleem mogen opleveren. Vóór zijn opstanding kon Hij over het water lopen, stormen het zwijgen opleggen, enz. Waarom zou dan dit later door Christus verrichte wonder twijfel in onze geest moeten wekken? Voor ondergetekende is het duidelijk dat Jezus na Zijn verrijzenis veranderde. De verslagen in de Evangeliën, de ons medegedeelde verheerlijkingen in brieven en boodschappen van de apostelen, maken het duidelijk dat Hij was veranderd. Maar vergist u niet, Hij was lichamelijk opgestaan!

DE BIJBELSE LEER VAN DE LICHAMELIJKE OPSTANDING BEVESTIGD  
De getuigenissen van de Schrift luiden aldus: 
(1) Het was een lichaam dat men in het graf legde, een lichaam dat er op zondagmorgen niet meer was. 
(2) In 1 Korintiërs 15:4 zegt Paulus dat Christus werd begraven en weer opgewekt. Hieruit volgt dat wat begraven werd ook opstond. 
(3) Petrus houdt in Handelingen 2:27-32 staande dat de Heilige geen ontbinding ondergaat. Hij redeneert als volgt: Ontbinding trof het lichaam van David, zodat de profeet over iemand anders moet hebben gesproken. Hij noemt diegene en zegt dat diens ziel niet in het dodenrijk is overgelaten en dat diens vlees geen ontbinding heeft gezien. "Deze Jezus", zegt, Petrus, "heeft God opgewekt . . ."
(4) Deze opgestane Jezus was geen geest, maar Jezus in het vlees. Hetzelfde vlees waar nog de littekens van de nagels aanwezig waren (Johannes 20:24-28). Als dit geen echte littekens waren heeft Jezus hen bedrogen. Hij vroeg hun immers deze te betasten: "Ziet MIJN handen en MIJN voeten, dat ik het zelf ben; betast MIJ en liet, dat een geest geen VLEES en beenderen heeft, zoals gij ziet, dat ik heb" (Lucas 24:39). Te willen volhouden, dat het hier slechts om een gematerialiseerd lichaam ging, betekent dat men zegt dat Jezus hier loog! 
(5) Indien Jezus' lichaam niet verrezen was, hebben de twee mannen (engelen) van Lucas 24:1-8 en Mattheüs 28:6 de feiten eveneens verdraaid. Zij immers zeiden: "Hij is hier niet, maar hij is opgewekt." Wat was daar niet? Zijn lichaam! "Komt, ziet de plaats waar Hij gelegen heeft." Waar wàt lag? Zijn lichaam. Het lichaam was weg! Het graf was leeg! Alles wat hier in deze verslagen wordt vermeld houdt in, dat dezelfde Jezus, die gekruisigd was, door God is opgewekt.
Als men zijn oor te luisteren legt naar wat de Jehova's Getuigen zeggen met betrekking tot de opstanding van Christus, moet men onwillekeurig denken aan Rudolf Bultmann wanneer die zegt niet te geloven in de "opstanding van lijken". Maar dan geloven ze ook niet in het grootste gebeuren uit de geschiedenis der mensheid. Op dat gebeuren berust de hoop van alle christenen op hun eigen opstanding. In dit verband luidt de belofte van God: "En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw steffelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont" (Romeinen 8:11). 

5. Zonde en verlossing

Als wij de geschriften van Jehovah's Getuigen bestuderen, valt ons iets sterk in het oog. Hun leer bevat naast enige bijbelse waarheid een flinke portie dwaling. Laten wij eens hun leer over zonde en verlossing onder de loep nemen.

ZONDE  
Hun definitie van de zonde is in overeenstemming met de Bijbel.
"Zonde is daarom een overtreden van Gods wet, het is het missen van de standaard van onverbroken getrouwheid aan God" (Van het Verloren naar het Herwonnen Paradijs, blz. 29). Satans "zelfzuchtige hartetoestand werd het eerst geopenbaard toen hij op listige en sluwe wijze de zonde in de wereld bracht" (God zij Waarachtig, blz.62).
Toch is hun leer, wat de gevolgen van de zonde betreft, vals. De straf voor de zonde is de dood (Genesis 2:17; Romeinen 6:23) maar voor hen betekent de dood een totale vernietiging. Vanwege de zonde "zou het zijn alsof hij (de mens) er nooit was geweest", en "hij zou niets weten evenals het stof niets weet" (Van het Verloren ... Paradijs, blz. 28). Het gevolg van zonde is niet de totale vernietiging. Woorden als "dood" en "verderf' bewijzen volstrekt niet een totale vernietiging, doch de Bijbel leert een eeuwigheid van bewust bestaan in de hel voor de verlorenen (Matteus 8:12; Lucas 16:23).
Jehovah's Getuigen leren ook de calvinistische leerstellingen van de erfzonde en algehele verdorvenheid. "Doordat Adam en Eva hurt volmaaktheid hadden verloren, moesten hun kinderen in een onvolmaakte toestand geboren worden. Evenals ouders thans vaak ziekten op hun kinderen overdragen, brachten Adam en Eva zonde en de dood op hun nakomelingen over. Hun kinderen waren in Gods ogen onrein" (Van het Verloren ... Paradijs, blz. 35). De Schrift leert echter dat zondeschuld niet van ouder op kind overgaat (Ezechiël 18:19-20) en van de kinderen zegt Jezus; ". . . want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen" (Matteus 19:14).

VERLOSSING  
Jehovah's Getuigen beweren dat zij alleen de ware gemeente van God zijn. "Op de gemeente rust de verantwoordelijkheid zulk een predikingswerk te verrichten en dit op dezelfde wijze te doen als Jezus. Alleen de ware gemeente doet in deze tijd dat werk en ze verricht het op die wijze. Daarom is het duidelijk zichtbaar welke de ware kerk of gemeente is en wie op aarde met haar zijn verbonden" (God zij Waarachtig, blz. 143,144). Gods verlosten bevinden zich volgens hen in de "ware gemeenten", daarom zijn alleen de Getuigen van Jehovah door God verlost. De Bijbel zegt dat verlossing in Christus is (2 Korintiërs 5:17; Handelingen 4:12) en "in Christus zijn" is niet "in Russell, Rutherford of enig mens of sekte zijn." De gemeente van Christus omvatte in de eerste eeuw alle verlosten (Handelingen 2:47; Efeziërs 5:23). Het is derhalve onmogelijk de Jehovah's Getuigen in naam, organisatie, werk en leer, gelijk te stellen met Christus' gemeente.
In Hoofdstuk 30 van het boek "Van het Verloren naar het Herwonnen Paradijs" is hun verlossingsplan aldus: 
(1) Bestudeer de Bijbel (ze bedoelen de interpretatie volgens het Wachttorengenootschap ). 
(2) "U moet met mensen omgaan die deze zelfde kennis en hetzelfde geloof bezitten want zij vormen thans een Nieuwe Wereldmaatschappij" (blz. 244). 
(3) "U moet berouw hebben over het verkeerde wat u hebt gedaan. U moet Christus' rantsoen aanvaarden en u moet uw leven aan Jehovah opdragen". De verloste persoon moet vervolgens zijn toewijding laten zien door zich in water te laten dopen. "Daarom moet u, indien u zich door bemiddeling van Jezus Christus aan Jehovah God opdraagt en u dan bij zijn ,heilige natie', zijn ,knecht' - klasse aansluit, ook één van Jehovah's getuigenis zijn" (blz. 248).
Hoewel ze geloof en berouw leren en de kinderdoop zowel het besprenkelen en begieten verwerpen, ontkennen ze dat de doop er is ter vergeving van zonden. Jezus zegt: "Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden" (Markus 16:16). De Heilige Geest geeft het volgende antwoord op de vraag: "Mannen broeders, wat moeten 'wij doen?". "Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des  Heiligen Geestes ontvangen" (Handelingen 2:38). Saulus krijgt het bevel: "Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam" (Handelingen 22:16).
Volgens Jehovah's Getuigen is verlossing in de hemel gereserveerd voor en beperkt tot 144.000. "In de Openbaring wordt het aantal van hen die een deel van het Koninkrijk worden en op de hemelse berg Zion staan, tot 144.000 beperkt" (God zij Waarachtig, blz. 147, 148). Ze beweren dat het restant van de verlosten op de nieuwe aarde zal wonen en de niet-verlosten een totale vernietiging zullen ondergaan. De Bijbel echter leert dat alle verlosten naar de hemel zullen gaan (2 Korintiërs 5:1- 2; Kolossenzen 1:5; Hebreeën 10:34, 1 Petrus 1:4) en dat de verlorenen zullen heengaan naar de eeuwige straf (Matteus 25:46; 1 Tessalonissenzen 1:8- 9).

6. De Gemeente/het Koninkrijk

Het terrein van de gemeente/het koninkrijk is een van de kernleerstellingen van het materialistische grondstelsel van de "Jehovah's Getuigen". Evenals een goed functionerend hart essentieël is voor het welzijn van het lichaam, is een godsdienstig stelsel precies zo gezond als het "hart" (de kernstellingen) ervan. Hapert er iets aan het "hart" van dit systeem, dan deugt het als geheel in Gods ogen niet, al komen er enkele waardevolle punten in voor. 
De apostel Paulus veroordeelde de valse leraren die de gemeente te Korinthe vertroebelden en toonde juist het tegenovergestelde aan, nl dat de Korinthiërs hem noch de andere apostelen schuldig achtten aan het "met sluwheid omgaan of het woord Gods vervalsen..." (2 Korintiërs 4:2). Paulus hanteerde de Schrift oprecht en ongeveinsd. Het is waar, dat de Getuigen vaak waardevolle punten naar voren brengen met betrekking tot de zedenleer, de geschiedenis van het Oude Testament, de profetieën omtrent de voorloper van Christus en Christus' rol als Koning. Leidt dit tot een gewillig gehoor, dan gebruiken zij valselijk Gods Woord om hun zienswijze ten aanzien van gemeente/koninkrijk te verbreiden.

HUN OPVATTINGEN OVER HET DUIZENDJARIG RIJK  
De Getuigen zijn een groepering die een letterlijk duizendjarig rijk voorstaat en die van de Heer verwacht dat Hij bij zijn wederkomst dit aardse koninkrijk sticht. Zij zeggen: "Er bestaat daarom alle reden, dat wij zonder aarzelen zeggen: Wereldverovering door Gods koninkrijk is nabij! ...Door voortdurende getrouwheid en rechtschapenheid jegens God en Christus kunnen de overlevenden van Armageddon voor altijd op aarde blijven voortleven! " (Wereldverovering nabij door Gods Koninkrijk, 1955, blz. 28-30). Kenmerkend vanaf het ontstaan van deze groep is dat zij steeds maar de komst van het koninkrijk "in deze generatie" verkondigt en dat dit onderdeel van hun boodschap generatie na generatie onveranderd blijft.

HUN DWALING BETREFFENDE DE GEMEENTE/HET KONINKRIJK
De Wachttoren bezigt vlot nieuwtestamentische teksten met betrekking tot het leven en werken van de gemeente, maar geeft er de voorkeur aan niet teveel te zeggen over de gemeente, uit vrees dat dit dan het door hen verwachte koninkrijk zou gaan "overschaduwen". Vandaar, dat ze uitdrukkingen gebruiken als "leden van de heiligdomsklasse", "bruidsklasse'" of "gemeente van het geestelijke Israël" om aan te geven, dat men tot de gemeente oftewel het (hemelse) koninkrijk behoort. J.F. Rutherford, een vroegere leidende figuur, beweerde dat "de gemeente van Christus bestaat uit Jezus Christus als hoofd en de 144.000 leden van het lichaam" (De Harp Gods, 1932, blz. 279). Over die 144.000 verklaren zij: "Zij zijn de enigen die Jehovah God met zijn Zoon in de hemel opneemt. Alle anderen die leven in zijn nieuwe wereld verwerven, zullen in het hier op aarde herstelde paradijs leven" (Van het Verloren naar het Herwonnen Paradijs, 1960, blz. 153). De groep die - volgens hun leer - in het aardse paradijs zal leven, zal het koninkrijk vormen. Zij leren ook, dat gehoorzaamheid een eerste vereiste is om opgenomen te worden in het verbond van het koninkrijk (The Kingdom is at Hand, 1944, blz. 276). En zij dringen er op aan "de integriteit te bewaren teneinde tot het koninkrijk te worden toegelaten" (Ibidem, blz. 300, eigen vertaling).
Gods Woord stelt echter zeer duidelijk, dat de leden van de nieuwtestamentische gemeente al in het koninkrijk waren (Kolossenzen 1:13) en dat er bovendien slechts één lichaam is (Efeziërs 4:4). Toen Jezus beloofde zijn gemeente te "bouwen" (Matteus 16:18), liet Hij er de belofte op volgen, Petrus de sleutels van het Koninkrijk te geven (vs. 18). De vraag is: Hoe kunnen de Jehovah's Getuigen beweren, dat er een twééde lichaam is waarvan Petrus óók de sleuteldrager zou zijn? Het antwoord hierop komt van Paulus in zijn verkondiging van één enkel lichaam (Kolossenzen 1:24; Efeziërs 4:4). Dit kan eenvoudig worden nagegaan door het werk van de apostel Petrus te volgen tot de tijd dat hij van de sleutels gebruik maakte (Handelingen 2:14-40). Toen de mensen gehoor gaven aan de evangelie-boodschap, voegde de Heer hen toe aan de gemeente (oftewel "kring"; vs.41,47).
Voorts berichtte de apostel Paulus aan de Kolossenzen: "Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde" (Kolossenzen 1:13). Voor hen was het Koninkrijk niet iets toekomstigs, iets dat eens op aarde zou komen. Ze maakten er toen reeds deel van uit en waren leden van slechts één religieuze instelling. Tegen het eind van de eerste eeuw schreef Johannes aan "de zeven gemeenten" en tevens aan alle heiligen die het boek Openbaring zouden gaan lezen (Openbaring 1:11; 2 en 3), dat hij "...deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk..." (vs. 9) was. Zij die toen - zo'n 2000 jaar gelede '- christenen waren, waren tezelfdertijd èn leden van de gemeente èn burgers van het Koninkrijk. Ze zagen niet uit naar een aards koninkrijk dat eens gevestigd zou worden. Jehovah's Getuigen die zulks wèl verkondigen, dwalen en wijken in ernstige mate af van de waarheid van het Nieuwe Testament.

HUN DWALING OMTRENT TIJD EN PLAATS  
Het Wachttorengenootschap geeft niet toe, dat Christus als Koning heerst vanaf de tijd dat Hij ten hemel voer, ofschoon de geïnspireerde apostel Petrus ons leert, dat Jezus opgewekt was om aldus als Koning op zijn troon te gaan zitten (Handelingen 2:30). Zij stellen: "Toen de opgestane Koning eindelijk ten hemel voer tot bij God...stichtte Hij toen het Koninkrijk en deed Hij het van toen af functioneren? Neen, het was nog niet de bestemde tijd van Jehovah" (Ibidem, blz. 262, eigen vertaling). Daarop bepaalde de Wachttoren "de bestemde tijd van Jehovah" door te zeggen: "Het koninkrijk van Jehovah God werd in 1914 n. Chr. in de hemelen geboren als een koninkrijk dat soevereiniteit heeft over deze verkeerd bestuurde aarde" (Dit betekent eeuwig leven, 1952, blz 267). Volgens Rutherford moest die hemelse fase van het koninkrijk zo'n 50 jaar geleden de weg vrijmaken voor de "aardsparadijselijke" fase. Hij verklaarde: "...we mogen verwachten, dat 1925 zal getuigen van de terugkeer van deze gelovige mannen van Israël uit de toestand van de dood...de cyclus van het grote jubeljaar moet in 1924 een aanvang nemen. Op dit tijdstip zal de aardse fase van het koninkrijk onderkend worden" (Millions now living will never die, 1920, blz. 88,89, eigen vertaling). Deze bewering - die staat opgetekend in zijn 1920 gedateerd werk - ontpopte hem inderdaad als valse profeet (zie: Deuteronomium 18:22). Het paradijs kwam niet opdagen!
Onze Heer verkondigde: "Voorwaar Ik zeg u: Er zijn sommigen onder degenen, die hier staán, die de dood voorzeker niet zullen smaken, voordat ze zien, dat het Koninkrijk "Gods gekomen is met kracht" (Markus 9:1). Zijn Koninkrijk zou worden opgericht tijdens het leven van sommigen die Hem hoorden spreken, ten teken waarvan zij de hun toegezegde kracht zouden ontvangen. Wij gaan dit woord "kracht" na tot op de berg vanwaar Christus ten hemel voer - waar de belofte werd gedaan, dat deze kracht "uit de hoge" zou komen (Lucas 24:49). De aard ervan wordt gekenmerkt als de doop met de Heilige Geest (Handelingen 1:4,5,8), en de vervulling ervan vindt men in Handelingen 2:14,33,47 bij het ontstaan van de gemeente. De Wachttoren echter haalt Marcus 9:1 aan en zegt: "een week later werd deze profetie symbolisch vervuld - daarbij 19 eeuwen vooruitlopende op de daadwerkelijke vervulling - bij een klein overblijfsel" (The Kingdom is at Hand, 1944, blz. 232, eigen vertaling). Zodoende passen zij het symbolisme naar willekeur toe om plaats te scheppen voor een komend koninkrijk op aarde. Zij vergeten echter uit te leggen hoe een overblijfsel dan gedurende al die 19 eeuwen in leven heeft kunnen blijven!

BESLUIT  
Wij hebben kennis genomen van de dwaalleer der Getuigen met betrekking tot de gemeente/het koninkrijk zowel ten aanzien van de aard hiervan, als ten aanzien van lidmaatschap en tijd van oprichting. Ook hebben wij enkele valse profetieën gezien, die door de leiders van deze beweging zijn gedaan. Een van de zwaarst wegende aanklachten tegen dit stelsel is, dat zij - zoals ze zelf toegeven -"...met schapen te vergelijken personen zijn, die aardse vooruitzichten hebben" (Dingen waarin God onmogelijk kan liegen, 1966, blz. 254), terwijl daarentegen aan nieuwtestamentische christenen gewezen wordt op "de hoop, die voor u is weggelegd in de hemelen" (Kolossenzen 1:5). 

7. De nieuwe-wereldvertallng van de getuigen van jehovah.

De Nieuwe-Wereldvertaling die door het Wachttorengenootschap ("Watchtower Bible and Tract Society") wordt verspreid, is tot stand gekomen door een groep mensen die "zelfs tot na hun dood anoniem wensen te blijven". Het is dus onmogelijk de bekwaamheden van deze vertalers na te gaan tenzij aan de hand van de vertaling zelf. Deze personen werkten in hoofdzaak met de Griekse tekst zoals deze in de negentiende eeuw door de Engelse geleerden Westcott en Hort werd vervaardigd. De vertaling was vooral bedoeld voor Jehovah's Getuigen die tot dan de Engelse "King James"- vertaling, de "American Standard"- vertaling en de "Emphatic Diaglott" hadden gebruikt. Het nieuwtestamentische deel van de NWV kwam voor het eerst in 1950 (in het Engels) uit. Het Oude Testament verscheen periodiek in 5 afleveringen om tenslotte in 1961 als volledige Bijbel het licht te zien. Een tweede revisie kwam uit in 1970, een derde in 1971. De derde editie heeft een uitgebreid appendix vol aantekeningen en verwijzingen. Deze NWV is - hetzij gedeeltelijk of geheel - ook in enige andere talen vertaald. Tot op heden kwam er bij de Wachttoren een volledige bijbelvertaling van de pers in zeven talen waaronder het Nederlands.
Kort na het verschijnen van deze vertaling (in 1950) begonnen Engelssprekende bijbelgeleerden kritiek op haar uit te oefenen. Een der eersten was de Britse geleerde Prof. Dr. H.H. Rowley, die in 1953 een artikel schreef in "Expository Times" onder de titel: "How not to Translate the Bible" (Hoe men de bijbel niet moet vertalen). Sedertdien heeft een aantal geleerden de mening verkondigd dat de NWV een plaats behoort te krijgen in de categorie "tendentieuze vertalingen". Dit betekent eenvoudig dat de onderhavige vertaling ertoe neigt in een bepaald aantal teksten de bijzondere zienswijze van het Wachttorengenootschap op de voorgrond te plaatsen. Een uitvoerig bijvoegsel bij de revisie van 1971 poogt met betrekking tot een zestiental verzen de kenmerkende verschillen van deze vertaling te verdedigen. In dit artikel nemen we slechts enkele van deze kenmerkende verschillen onder de loep.

WEZENLIJKE VERSCHILLEN  
Hoewel de vertalers zelf toegeven dat niemand de juiste uitspraak van het tetragram (JHWH) weet, staan ze er toch op dat dit steeds door "Jehovah" moet worden vertaald. Men heeft immers in 1931 de kwalificatie "Jehovah's Getuigen" als officiële benaming voor de groep aangenomen. Uiteindelijk komt derhalve de naam van deze sekte voort uit een onjuiste uitspraak! Is de NAAM al twijfelachtig en onzeker in het Oude Testament, in het Nieuwe Testament kan die al helemaal geen rechtvaardiging vinden. Toch heeft men "Jehovah" in het Nieuwe Testament 237 keer ingevoerd, zulks in weerwil van het feit dat het Grieks in al die gevallen " kyrios" (=Heer) heeft. De voetnoten verklaren dat de geschriften vervalst zijn "met betrekking tot de goddelijke naam". De feiten zijn in dit opzicht tegen de vertalers. In alle oude manuscripten van het Nieuwe Testament komt steeds het woord "kyrios" voor. Wanneer bijvoorbeeld Jezus citeert: "De Here zei tot mijn Here..." (Psalm 110:1; Matteus 22:44) gebruikte Hij "kyrios" en niet "Jehovah" ook Paulus gebruikte dit woord "kyrios" verschillende keren (Romeinen 9:29; 15:11 2 Korintiërs 6:17). Men vindt het in Judas 14 en in de Griekse tekst van het Boek Enoch, een boek van vóór het christelijke tijdperk. De tegenwoordige geleerden beschouwen "JAHWEH" als de enige waarschijnlijke uitspraak van het tetragram (JHWH) en verwerpen in het algemeen het gebruik van "Jehovah". Met het invoeren van deze naam in de NWV verraden de vertalers hun onkunde met betrekking tot de feiten in historisch, taalkundig en wetenschappelijk opzicht.
Omdat het Wachttorengenootschap ontkent dat er een hel bestaat negeren de vertalers in Matteüs 25:46 de betekenis van " kolasis" die in de Griekse standaardwoordenboeken voorkomt, nl "straf of vergelding". Volgens de NWV gaan de onrechtvaardigen heen "in de eeuwige afsnijding" en niet "naar de eeuwige straf'.
Overeenkomstig de leer van de Wachttoren, dat het paradijs nog op aarde hersteld moet worden, laat men Lucas 23:43 als volgt luiden: "Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn". Hier komt het vooroordeel van de vertalers duidelijk op de proppen. De antithese tussen het onbepaalde in de vraag van de boosdoener: "Wanneer Gij in uw Koninkrijk komt" en Christus' zeer stellige antwoord: "Heden zult gij met mij in het paradijs zijn" wordt tenietgedaan. De formule "Voorwaar ik zeg u" (amén soi legó) in andere schriftplaatsen (Matteus 5:26; Johannes 1:51; 3:3 enz.) wordt ook door de vertalers van de NWV zó gehanteerd, dat wat volgt steeds een deel van het gesprokene is en niet een deel van de formule zelf. Dit ene geval echter vormt voor de vertalers van de NWV een uitzondering en is, zoals de Engelse geleerde Henry Alford zei: "Iets nog ergers dan dwaasheid".

TEKSTEN DIE BETREKKING HEBBEN OP DE GODHEID  
De leer van het Wachttorengenootschap ontkent dat Christus en de Heilige Geest deel zijn van de Godheid (Grieks: theotes). Conform deze leer staat "Heilige Geest" altijd zonder hoofdletter.
Van veel meer belang is de wijze waarop de vertalers van de NWV bepaalde teksten hebben vertaald die te maken hebben met de goddelijkheid van Jezus Christus. Wij willen in dit verband slechts enkele passages onder de loep nemen.
  Johannes 1:1. In het tweede deel van vers 1 leest men, in de NWV: "en het Woord was een god". Hiermee wordt Jezus onmiddellijk van zijn goddelijkheid beroofd. En dit is precies wat het Wachttorengenootschap wil. Er wordt geargumenteerd, dat wanneer in het Grieks het bepalend lidwoord (ho =de) ontbreekt en dat is in dit gedeelte van het vers het geval - de zinsconstructie veeleer wijst op een hoedanigheid, een eigenschap, dan op een persoonlijkheid. Daarom maken ze van Christus, het Woord, "een god" in tegenstelling tot "de God". Allereerst zou men toch graag de vraag willen opwerpen: "Hoeveel goden heeft de Wachttoren eigenlijk? " Men kan deze versie in het geheel niet verklaren, tenzij men hieronder de leer van het polytheïsme verstaat. Een lange noot in het appendix (blz. 1362-63 van de Engelse revisie) tracht, overigens zonder succes, deze vertaling te verdedigen. Om aan te tonen dat het lidwoord met het predikaat gebruikt wordt, haalt men 35 verzen aan uit het Evangelie naar Johannes. Uit deze lange lijst is er slechts één vers dat parallel loopt met Johannes 1:1, nl Johannes 10:36. Volgens het principe dat de vertalers van de NWV op Johannes 1:1 toepassen, moet men de woorden "huios tou theou eimi" vertalen met: "Ik ben een zoon van God". Niemand doet dit. En dat doen de vertalers van het NWV evenmin. Zij vertalen: "Ik ben Gods Zoon". In dit opzicht is de NWV niet slechts onlogisch, maar zelfs tegenstrijdig.
  Kolossenzen 2:9. Hoewel in dit vers Paulus verzekert dat "de volheid der godheid" in Christus woont, luidt de NWV: "want in hem woont de gehele volheid van de goddelijke hoedanigheid lichamelijk". Er is een hemelsbreed verschil tussen "goddelijkheid" (godheid) en "goddelijke hoedanigheid". "Goddelijkheid" oftewel "Godheid" is de vertaling van theotes terwijl "goddelijke hoedanigheid" de vertaling is van theiotes. De Griekse standaardwoordenboeken geven deze verklaring: "Theotes (godheid) verschilt van theiotes (goddelijkheid) zoals wezen verschilt van eigenschap." Paulus evenwel leert in deze tekst, dat de theotes de Godheid zelf, een lichamelijke gedaante aannam in de Persoon van Jezus, zoals ook Johannes zegt in Johannes 1:1,14.
  Kolossenzen 1:15-20. In hun ijver Jezus van zijn Godheid te beroven, voegden de vertalers van de NWV in deze tekst vijfmaal het woord "andere" toe. Nergens in de oorspronkelijke Griekse tekst komt in deze verzen het woord allos (andere) voor. Waarom dan toch een dergelijke vertaling? Omdat het Wachttorengenootschap leert dat eerst Jezus door God is geschapen en daarna alle andere dingen door Jezus zijn geschapen. Om deze leerstelling kracht bij te zetten, hebben de "vertalers" de vrijheid genomen het woord "andere" in de tekst toe te voegen. De argeloze lezer, die geen weet heeft van de Griekse tekst, neemt zonder meer aan dat het woord "andere" erbij hoort. Hier zien we niet slechts een tendentieuze vertaling van een bijbelse tekst maar veeleer een regelrechte verdraaiing van Gods Woord.
Hoewel voor de leek bovenstaande uitleg ietwat ingewikkeld en wellicht overbodig lijkt, is zoiets niettemin nodig om argeloze en niet ter zake kundigen in te lichten over de wijze waarop de vertalers van de NWV te werk gingen. Wanneer men de NWV gebruikt, geven wij u sterk in overweging deze te vergelijken met een van de standaard vertalingen van het Nederlandse Bijbelgenootschap.

8. 1975 en de getuigen van jehova

Te beginnen met 1966 en gedurende enkele jaren daarna hebben de Getuigen van Jehovah bij hun huis-aan-huis-verkondiging iedereen voor het jaar 1975 gewaarschuwd, het jaar waarin volgens het Wachttorengenootschap 6000 jaar opstand tegen God zou eindigen. Alle goddelozen zouden vernietigd worden en dit 'samenstel van dingen' zou een einde nemen. Van 1975 tot 2975 moest men op aarde een duizendjarig rijk van Christus verwachten, een rijk van vrede en gerechtigheid.
Toen ernstige bijbellezers hen er op attent maakten, dat volgen Matteüs 24:35-36 niemand behalve de Vader weet wanneer hemel en aarde zullen voorbijgaan, vonden zij dat men op deze bijbeltekst niet al te veel klemtoon moest leggen, zoals ook te lezen is in de Wachttoren van 15 november 1968, blz. 693, paragraaf 35: "Het is er niet de tijd voor te spelen met de woorden van Jezus dat ,van die dag en dat uur... NIEMAND iets af (weet), noch de engelen der hemelen noch de Zoon, dan de Vader alleen" (Matteus 24:36). In deze tijd dient men zich er integendeel duidelijk van bewust te zijn dat "het besluit van dit samenstel van dingen snel zijn gewelddadige einde nadert". Nu 1975 er is geweest, kan iedereen nagaan of de Getuigen van Jehovah ware of valse voorspellingen gedaan hebben. Blijkbaar vrezen de Getuigen van Jehovah zelf dat hun voorspellingen voor ,vroege herfst' 1975 niet in vervulling zullen gaan, want in een brief van 15 januari 1975 beweert het Belgisch hoofdkwartier van het Wachttorengenootschap te Kraainem dat hun publikaties nooit vermeld hebben dat het jaar 1975 gelijk zou vallen met het uitbreken van de ,Grote verdrukking.' En zij halen dan zelf de woorden van Jezus aan dat niemand iets afweet van de dag en het uur! Schijnbaar is het nu wél de tijd geworden om met deze woorden van Jezus te ,spelen' zoals ze dat zelf genoemd hebben. En de trouwe dienstknechten van het Wachttorengenootschap, die langs de huizen gaan om boeken te verkopen, hebben hun liedje dan ook veranderd. Zij beweren nu ook dat ze nooit gezegd hebben dat er in 1975 iets zou gebeuren. Weliswaar zijn de Getuigen van Jehovah i.v.m. dit onderwerp in hun publikaties veel voorzichtiger geweest dan in hun toespraken op congressen en bij mensen aan de deur. Toch mogen zij hun vroegere beweringen niet proberen te loochenen, want duizenden mensen hebben met hun eigen oren hen horen verklaren dat het in 1975 met dit ,samenstel van dingen' gedaan zou zijn. En de eenvoudige Getuigen die dit goedgelovig langs de huizen hebben verkondigd, hebben het echt niet zomaar uit hun duim gezogen, want niet alleen op congressen werden zij ervoor warm gemaakt, maar ook in de publikaties van het Wachttorengenootschap werd geschreven dat ,iets' in 1975 zou gebeuren.

1975: HET BEGIN VAN DE LAATSTE 1000 JAAR MENSELIJKE GESCHIEDENIS
In het boek "Eeuwig leven in de vrijheid van de zonen Gods" door het Wachttorengenootschap in 1968 uitgegeven, staat op blz. 10 het volgende: "Volgens deze betrouwbare bijbelse chronologie zullen zesduizend jaar sedert de schepping van de mens, in 1975 uindigen en zal de zevende periode van duizend jaar menselijke geschiedenis in de herfst van 1975 G.T. beginnen. Dus spoedig, ja, binnen dit geslacht, zullen er zesduizend jaar van 's mensen qestaan op aarde om zijn". Op blz. 37 van hetzelfde boek aan het einde van een "Tabel van betekenisvolle datums vanaf 's mensen schepping tot 7000 A.M." vinden wij twee datums: "1975 Einde van 6de 1000-jarige dag van's mensen bestaan (in de vroege herfst)", "2975 Einde van 7 de 1000-jarige dag van 's mensen bestaan (in de vroege herfst)".

HET 1000-JARIGE RIJK VAN CHRISTUS VALT SAMEN MET DE LAATSTE 1000 JAAR MENSELIJKE GESCHIEDENIS  
Deze leerstelling vinden wij in het boek "Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde" door het Wachttorengenootschap in 1957 uitgegeven (blz. 357, paragraaf 28); "Wat een dag zal Christus' duizendjarige regering voor de gelovige mensheid zijn, daar ze de zevende en laatste duizendjarige periode van Jehovah's grote sabbatdag zal zijn! Een dag waarop er geen pogingen tot zelfrechtvaardiging meer gedaan zullen worden; een dag van rust in Gods voorzieningen door bemiddeling van Christus, en een dag van geestelijk, moreel en physiek herstel en opbouw tot het grootste ideaal van menselijke volmaaktheid naar Gods beeld en gelijkenis, in het herstelde paradijs!" Wanneer na 1975 (in de vroege herfst) nog niets te zien is van Christus' duizendjarige regering, wanneer er nog mensen zijn die pogingen tot zelfrechtvaardiging doen, wanneer het ,aards paradijs' nog niet hersteld is, zal het vaststaan dat het Wachttorengenootschap door middel van een valse voorspelling duizenden mensen heeft bedrogen en schrik aangejaagd.

NA 1975 GEEN WETTELOOSHEID MEER  
Dit vernemen wij uit verschillende publikaties. In het reeds aangehaalde boek "Eeuwig leven in de vrijheid van de zonen Gods" lezen wij op blz. 378: "Sedert de val van de mens is er reeds bijna zesduizend jaar menselijke geschiedenis verstreken, en al die tijd ziet de schepping uit naar het openbaar worden van deze zonen Gods in hemelse heerlijkheid. De tijd dat Satan-de-Duivel en zijn demonen gegrepen en geketend en in de afgrond van beperking geslingerd worden, nadert nu, waarna de duizendjarige glorierijke regering van de Voornaamste Zoon van God, Jezus Christus, en van zijn verheerlijkte geestelijke broeders, de gemeente van 144.000 losgekochte zonen Gods, zal volgen". In ,Ontwaakt' van 8 mei 1968 op blz. 19 na de ondertitel ,Het einde is nabij,' staat het volgende; "Dit alles betekent dat wij het einde van dit wetteloze samenstel van dingen snel naderen. Er resten ons slechts zeer weinig jaren voordat Jehovah God zijn recht, de menselijke aangelegenheden te beheersen, zal gaan uitoefenen en alle wetteloosheid zal verwijderen". Een Amerikaanse politicus wordt dan aangehaald, die in 1960 voorspelde, dat over 15 jaar deze wereld "te gevaarlijk zal zijn om in te leven" Daarna vervolgt het artikel: "Hij voorspelde dat deze wereld tegen 1975 te gevaarlijk zou zijn'. Het is interessant op te merken dat deze datum overeenkomt met die welke volgens de betrouwbaarste bijbelonderzoekingen het einde zou kenmerken van 6000 jaar opstand van mensen en demonen tegen God." In het boek "Gods Duizendjarige Koninkrijk is nabij gekomen" door het Wachttorengenootschap in 1974 uitgegeven, lezen wij op blz. 28, paragraaf 5: "De Duivel en zijn engelen zullen gedurende de duizend jaar dat zij in de afgrond zijn opgesloten, zijn als 'waren zij niet'." In hetzelfde boek op blz. 130, paragraaf 35 lezen wij: "Bij gevolg zullen er ook geen medicijnmannen, geen spiritistische mediums of helderzienden en geen astrologen met hun horoscopen meer zijn, en er zullen geen Ouija-borden of andere duivelse uitvindingen van dien aard meer verkocht worden." Wanneer na 1975 (in de vroege herfst) de Satan op aarde nog invloed schijnt te hebben, wanneer de wetteloosheid nog niet verwijderd is, wanneer helderzienden en horoscopen nog te vinden zijn, zal het duidelijk zijn, dat het Wachttorengenootschap een Toren van Babel is, een ontrouwe slaaf, die menselijke theorieën ,verkoopt' in plaats van het ware geestelijk voedsel kosteloos uit te delen.

NA 1975 STERVEN ER GEEN TROUWE GETUIGEN MEER  
Nog iets merkwaardigs over die duizend jaren lezen wij op blz. 368 van het boek "De waarheid zal u vrijmaken" door het Wachttorengenootschap in 1947 uitgegeven: "Zij die gedurende of aan het einde van het duizendjarige oordeelsdag sterven, zullen vergaan, niet wegens een overerving van de dood, maar wegens opzettelijke ongehoorzaamheid, wetteloosheid en opstand tegen Jehovah en zijn regerende Koning." Deze leerstelling wordt ook herhaald in het boek "Gods Duizendjarige Koninkrijk" door het Wachttorengenootschap in 1974 uitgegeven (blz. 43, paragraaf 42): "Deze grote schare zal onder dit duizendjarige koninkrijk de gelegenheid hebben net zolang te leven als die hemelse regering aan het bewind is - duizend jaar, en daarna tot in alle eeuwigheid." Wanneer er na de vroege herfst van 1975 nog Getuigen van Jehovah zijn die sterven, zullen wij aan de hand van hun eigen voorspelling moeten concluderen dat zij opstandelingen tegen Jehovah waren! Wij bidden echter dat zij eerder zullen inzien dat het Wachttorengenootschap valse voorspellingen heeft gedaan.

BIJBELSE KENMERKEN VAN VALSE PROFETEN  
En wat zegt God over mensen die valse voorspellingen doen? In Deuteronomium 18:22 lezen wij: "Wanneer de profeet in de naam van J ehovah spreekt en het woord geschiedt niet of komt niet uit, dan is dat het woord dat Jehovah niet gesproken heeft. In overmoed heeft de profeet het gesproken. Gij moogt niet verschrikt voor hem worden." De Schrift leert ook dat iemand die beweert dat ,De tijd nabij is' (behalve in de zin dat dit al 1900 jaar geleden kon gezegd worden, zoals in Openbaring 22:10) een valse profeet is. Dit lezen wij in Lucas 21:8 "Hij zeide: Ziet toe, dat gij u niet laat verleiden. Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben het en: De tijd is nabij. Gaat hen niet achterna." Men zou nog vele bladzijden kunnen volschrijven om nog andere valse leerstellingen van de Wachttorengenootschap-publikaties aan het licht te brengen. Maar bovenaangehaalde punten volstaan ruimschoots om aan te tonen dat het Wachttorengenootschap een valse religie propageert, een religie die in strijd is met het woord van God.
Zelf ben ik nooit Getuige van Jehovah geweest. Ik ben gewoon Christen zonder meer. Ik heb veel respekt voor de ijver die Getuigen van Jehovah aan de dag leggen om hun geloof te verspreiden. Mijn gebed is echter dat zij - en trouwens alle mensen - de Heilige Schrift zelf ernstig zouden onderzoeken, en dat zij minder acht zouden geven op de geschriften en leerstellingen van een menselijk genootschap.
Laat u ook, geachte lezer, niet ontmoedigen of in de war brengen door de vele tegenstrijdige dingen die door menselijke instellingen worden geleerd. Lees geregeld in uw eigen bijbel. Dan hebt u een leidraad waarmee u alles kunt toetsen om tot de waarheid te komen. Door de Heilige Schrift spreekt God tot u. Moge de Schepper van hemel en aarde ons allen zegenen.

9. Het vaststellen van ,tijden'

Charles Taze Russell, de stichter van de groep die jaren na zijn dood "Jehovah's Getuigen" zou worden genoemd, begon in 1886 aan een zevendelig werk, de "Studies in the Scriptures". In deel III, gepubliceerd in 1891, schreef hij dat in oktober van het jaar 1874 de wederkomst van Christus zou hebben plaatsgevonden. Het Koninkrijk zou aan het eind van een daaropvolgende periode van 40 jaar worden opgericht, m.a.w. in 1914. Dit is het begin geweest van een periode van honderd jaar, waarin men bij voortduring en met klem tijden en datums heeft "vastgesteld". Russell stierf in 1916. Zijn opvolger, Joseph Franklin Rutherford, stelde 1925 vast als het jaar van het herstel aller dingen. Rutherford stierf op 8 januari 1942, zijn opvolger werd Nathan Homer Knorr. Ook hij houdt zich bezig met het vaststellen van datums. Deze keer is het 1975!
Men zou denken dat de leiders van het Wachttorengenootschap, na een eeuwlang met hun profetieën gefaald te hebben, wel tot de overtuiging zouden zijn gekomen, dat pogingen om op grond van de Bijbel datums vast te stellen steeds weer volstrekt ijdele pogingen zullen blijken te zijn. Zou het ook kunnen, dat de tegenwoordige leiders een verborgen oogmerk hebben om 1975 als een "gekenmerkt" jaar vast te stellen? Steekt er een bedoeling achter, die de meeste volgelingen van deze organisatie totaal onbekend is? Wij doen een beroep op de getuigen van jehova om het volgende te overwegen:
Als het einde in 1975 - of althans in de jaren zeventig - niet plaatsvindt, en als u ziet dat na 1975 een aantal mensen uit de organisatie wordt gestoten, dan kunt u er zeker van zijn dat die leiders niet slechts valse profeten waren, maar dat ze ook een verborgen motief hadden, toen ze het jaar 1975 vaststelden: het zuiveren uit hun gelederen van zwakke en twijfelende aanhangers.
Neem nu eens ernstig de woorden van Deuteronomium 18:22 in overweging:"Als een profeet spreekt in den naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord dat de Here niet gesproken heeft." De leiders van het Wachttorengenootschap zijn thans reeds honderd jaar bezig profetieën te doen en datums te bepalen met betrekking tot de wederkomst van Christus, Diens Koninkrijk en Armageddon. Geen van deze profetieën, c.q. voorspellingen, is ooit uitgekomen. Stel uw vertrouwen dan ook niet langer in mensen als de leiders van een Genootschap, maar uitsluitend en alleen in Jezus Christus, de enige ware Profeet (Handelingen 3:22- 23).

HET VASTSTELLEN VAN 'TIJDEN' IN DE LOOP DER EEUWEN  
Een discussie over het vaststellen van tijden en datums zou niet volledig zijn, indien wij niet enige in het oog lopende voorspellingen onder de loep namen die men in het verleden gemeend heeft te mogen uitspreken. Zelfs ten tijde van de apostelen liep het gerucht dat Christus zou wederkeren nog voordat de apostel Johannes zou sterven. Sommige christenen van de gemeente der Thessalonicenzen geloofden dat de komst des Heren aanstaande was. De apostel Paulus moest deze dwaling herstellen (1 Tessalonissenzen 2:2-3). De geschiedenis van de gemeenten uit de eerste eeuwen na Christus leert ons van tal van groepen die de wederkomst des Heren verwachtten en zelfs dachten hierover een datum te kunnen vaststellen. Toen het jaar 1000 van onze tijdrekening nabijkwam, geloofden velen dat de periode van duizend jaar - waarvan sprake is in Openbaring 20 - was aangebroken en dat Christus zou terugkeren om de wereld te oordelen. Velen verkochten al hun hebben en houden om aldus de wederkomst des Heren tegemoet te zien.
In de middeleeuwen verkondigde de Italiaanse monnik Joachim van Floris dat men de 1260 dagen uit Daniël en Openbaring moest zien als jaren en dat er in het jaar 1260, onder de heerschappij van Christus een nieuwe orde zou starten. In Bohemen stelde een voorloper van Johannes Hus (1369-1415) - Melitz geheten - het einde van de wereld vast tussen de jaren 1365 en 1367 n. Chr.
Maarten Luther (1483-1546) was er stellig van overtuigd dat de groeiende macht van het pausdom en de nadering van de Turken een aanwijzing inhielden voor een zeer nabije wederkomst van Christus. Algemeen werd door de Hervormers aangenomen dat de paus als hoofd van de rooms-katholieke kerk de antikrist was, de mens der wetteloosheid, waarover Paulus spreekt in 2 Thessalonissenzen 2:3.
Vooruitlopend op de door hen verwachte komst van Jezus, vestigde in dezelfde periode een onafhankelijke groep christenen te Munster, Westfalen (Duitsland) "Nieuw Sion". De stad Munster werd het middelpunt van ongebreideld fanatisme. De overheid zag zich genoodzaakt deze beweging krachtig aan banden te leggen. In de 17de eeuw staken in Engeland, als tegenstrevers van Cromwell, de "Mannen van de vijfde monarchie" de horens op. Ze verkondigden dat het vijfde koninkrijk; zoals dit door Daniël was voorzegd, spoedig zou worden opgericht, hetgeen zou betekenen dat Christus in persoon op aarde de teugels van het bewind in handen zou nemen. 
Sir Isaac Newton (1642-1727) stelde vast dat Christus' wederkomst in de loop van het jaar 1715 zou plaatsvinden, terwijl de Zweed Emanueli Swedenborg (1688-1772) verkondigde dat het laatste oordeel in het jaar 1757 had plaatsgevonden. De Duitse theoloog Johann Albrecht Bengel (1687-1752) stelde als datum voor het einde der tijden het jaar 1836/37 vast.
Hierna kwamen de Irvingianen, de volgelingen van Edward Irving (1792-1834), predikant in de Schotse Kerk te Londen. Zij voorspelden dat de komst des Heren in 1864 zijn beslag zou krijgen. Joanna Southcott (1750-1814) genoot in Engeland een tijdlang grote populariteit vanwege haar visioenen in verband met 's Heren wederkomst. Zij verklaarde dat Hij op 19 oktober 1884 naar de aarde zou terugkeren. De Franse Revolutie en de Napoleontische oorlogen leverden een hoogtijdag op voor deskundigen op het terrein der voorspellingen. Deze experts waren er zeker van dat de antichrist was gekomen en dat de terugkeer van Christus zeer nabij was. De groep "Plymouth Brethren" (Vergadering van gelovigen, ook wel Plymouthbroeders genoemd) ontstond in Engeland en Ierland omtrent 1830. Ze legden vooral sterk de nadruk op een spoedige wederkomst van Christus en waren ervan overtuigd dat de Heer nog tijdens hun generatie op aarde zou terugkeren.
Het bekendste voorbeeld was wel de voorspelling van een duizendjarig rijk, een voorspelling die zijn oorsprong vond in de prediking van William Miller (1782-1849). Ze bracht een enorme deining teweeg. Miller begon zijn predikingswerk in 1831. Hij nam Daniël 8: 14 - een tekst waarover menig expert op het gebied van voorspellingen was gestruikeld - tot grondslag voor zijn berekeningen. Aanvankelijk stelde hij vast dat Christus in 1843 zou wederkomen. Ietwat later "corrigeerde" hij deze calculatie en maakte er 1844 van. Een ieder die zijn verkondiging niet aanvaardde zou verloren gaan. Het gevolg was opzienbarend: men schonk zijn bezittingen weg, gaf de oogst te lande prijs aan verderf en verrotting, liet alles en allen achter zich en beklom de heuveltoppen om "op de wolken in een oogwenk te worden weggevoerd, de Here tegemoet in de lucht" (1 Tessalonissenzen 4:17). Toen de Heer verstek liet gaan, onstond er een hevige beroering en een grote teleurstelling bij de volgelingen van Miller.
Cyrus Scofield (1843-1921), de samensteller van de "Scofield Reference Bible" voorzegde in 1914, kort voor het uitbreken van de eerste Wereldoorlog: "Wij staan stellig vlak vóór het einde (der tijden). De laatste gebeurtenissen zullen zich thans in een snel tempo afspelen! " Toen de eerste Wereldoorlog nog in volle gang was, vergaderde er in december van het jaar 1917 een groep vooraanstaande theologen in Amerika die voorspelde dat de Heer "ieder ogenblik" kon wederkomen.
Aan het eind van de eerste Wereldoorlog waren er velen die in Franklin D. Roosevelt de antichrist zagen. In de tweede- Wereldoorlog meenden velen dat de opkomst van de Italiaan Benito Mussolini - die een toekomstig roemrijk keizerrijk Italië proclameerde - een teken was voor een herstel van het Romeinse Rijk waarvan zij geloofden dat dit in het boek Daniël was voorzegd. Met de plotselinge ineenstorting van Mussolini en zijn fascistische staat verstomden de stemmen van deze "profeten".
Sedert het einde van de tweede Wereldoorlog hebben velen verklaard dat het goddeloze communisme een teken was voor de slechte tijden die er vóór het einde dezer wereld nog moeten aanbreken. Weer anderen zien de terugkeer van de joden naar Palestina als een zeker teken dat het einde nadert. Het doet er niet toe dat de meesten van deze joden ongelovig zijn en dat ze tezamen slechts een gering deel vormen van de gehele joodse gemeenschap op aarde. Ook is het van geen betekenis dat er sinds de komst van Jezus tot op de dag van vandaag miljoenen joden zijn gestorven - men zegt: dat doet er allemaal niet toe, het feit blijft dat de joden naar Palestina zijn teruggekeerd.
De gegeven voorbeelden zijn slechts enkele van de honderden voorspellingen die er in de loop der kerkgeschiedenis zijn gedaan.
Sinds Christus' eerste verschijning op dit ondermaanse is er geen decade te noemen waarin niet ergens op de wereld een ,bewijs' gevonden werd voor Jezus' tweede komst. Soms was dit het geval in Europa of Amerika, dan weer eens in Azië, maar telkens blijkt weer dat het duiden van dit soort verschijnselen als "tekenen van de eindtijd" steeds weer uitloopt op het inzicht dat men zich weer eens voor de zoveelste maal heeft vergist!
Door dit dwaze gedoe is er veel afbreuk gedaan aan een inderdaad kostbare waarheid, t.w.v. Jezus' wederkomst, die daardoor vooral bij ongelovigen ernstig in diskrediet wordt gebracht.
Met betrekking tot de wederkomst van Christus roept de Bijbel christenen op tot voortdurende waakzaamheid (zie bv 1 Tessalonissenzen 5:1-11). De dag des Heren zal komen als een dief in de nacht. Een christen wordt echter niet door die dag "als een dief" overvallen. Een christen is "niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onzen Here Jezus Christus, die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven" (1 Tessalonissenzen 5:9- 10), Dit wetende, behoort ieder christen te allen tijde klaar te staan voor de wederkomst des Heren, Hij dient zijn vertrouwen te stellen op Christus on niet op de één of andere profeet, een voorspelling of een datum.

 
Vorige