Jehovas getuigen, hun leer, een uitdaging tot ernstig
bijbelonderzoek
1.Woord vooraf
2.De Getuigen van Jehovah:
hun geschiedenis en hun gezagsbron: Geschiedenis - Charles Taze
Russell - Joseph FrankIin Rutherford - Nathan Homer Knorr - hun
gezagsbron
3. De Godheid:
Het standpunt van de getuigen - de zoon is goddelijk - de heilige
geest is goddelijk - ondergeschiktheid - praktische lessen
4. CHRISTUS
-
Zijn opstanding: De leer van de getuigen over de opstanding - de
bijbelse leer van de lichamelijke opstanding bevestigd
5. Zonde en verlossing: Zonde - verlossing
6. De Gemeente/het Koninkrijk:
Hun opvattingen over het duizendjarige rijk - hun dwaling
betreffende de gemeente/het koninkrijk - hun dwaling omtrent tijd en
plaats - besluit
7. De nieuwe-wereldvertallng van de getuigen van jehovah:
Wezenlijke verschillen - teksten die betrekking hebben op de
godheid
8. 1975 en de getuigen van jehova: 1975: Het begin van de laatste 1000 jaar menselijke geschiedenis - het
1000-jarige rijk van Christus valt samen met de laatste 1000 jaar
menselijke geschiedenis - na 1975 geen wetteloosheid meer - na 1975
sterven er geen trouwe getuigen meer - bijbelse kenmerken van valse
profeten
9. Het vaststellen van ,tijden':
Het vaststellen van ,tijden' in de loop der eeuwen
Dit artikel
is geschreven in september 1975 door broeders uit de gemeente en
gepubliceerd in het blad 'fundament'.
1.Woord
vooraf
Met ongeveinsde christelijke liefde en vol diepe bewogenheid en zorg
voor de zielen van alle mensen voelen wij ons genoodzaakt om enige
leringen van de zogenaamde "Getuigen van Jehovah" publiekelijk aan
de kaak te stellen. Mogen mensen van andere godsdienstige
gemeenschappen beweren, dat het van een gebrek aan liefde getuigt
als men de godsdienstige dogma's van een bepaalde groep aan een
kritisch onderzoek onderwerpt, dan is dit toch allesbehalve het
geval bij mensen die zich "Jehovah's Getuigen" plegen te noemen. Zij
staan er op, dat "de onschriftuurlijke beginselen van alle valse
religiën worden aangevallen en zij stellen zulke schadelijke
theorieën en overleveringen van mensen aan de hand van de waarheid
uit Gods woord, de Bijbel, aan de kaak" ("God zij waarachtig"
uitgegeven door Watchtower Bible and Tract Society, lnc., blz.249).
De "Getuigen" beweren voorts: "Mensen van goede wil tonen hun
waardering voor de liefde die zij van Jehovah's getuigen
ondervinden, doordat zij met deze getuigen de Bijbel bestuderen. De
oprechte persoon die God wenst te dienen, wordt niet verontrust
wanneer religieuze dwalingen worden blootgelegd en Bijbelse
waarheden worden geopenbaard" ("God zij waarachtig," blz.249).
De Bijbel leert dat Gods kinderen zowel het evangelie van Christus
dienen te prediken (Markus 16: 15),
alsook dit evangelie moeten verdedigen (Judas
3; 1 Petrus 3:15). Wij van onze kant zijn er evenzeer van
overtuigd dat wij op Zijn minst zo gemotiveerd zijn met betrekking
tot de liefde voor onze Heer en onze medemens, wanneer wij hier
verschillende leerstellingen van de Wachttoren noemen, die naar onze
heilige overtuiging lijnrecht indruisen tegen de onvervalste leer
van de Bijbel. Wij nodigen de "Jehovah's Getuigen" voorts uit hun
waardering te tonen voor onze liefde door met ons eens de Bijbel te
bestuderen. Vanuit hun eigen gezichtspunt bezien, zijn wij er zeker
van, dat ons "aan de kaak stellen van godsdienstige dwalingen"
en ons "openbaar maken van Bijbelse waarheden" niet "de
oprechte mens onder de Getuigen zullen verontrusten, die waarlijk
het verlangen koestert God te dienen".
2.De Getuigen van Jehovah: hun
geschiedenis en hun gezagsbron
GESCHIEDENIS
De geschiedenis van de zogenaamde Getuigen van Jehovah is nauw
verbonden met het leven van drie mannen die achtereenvolgens
president van deze organisatie werden.
Charles Taze Russell.
De eerste president was Ch. T. Russell (1852-1916). Hij werd op 16
februari 1852 te Allegheny, Pennsylvanië (V.S.) geboren. Toen hij
zeventien jaar oud was, was hij, religieus gezien, een scepticus.
Hij verliet de Congregational Church en verwierp volledig de Bijbel.
In 1870 echter kwam hij in contact met een groep Adventisten ,
waardoor hij opnieuw belangstelling kreeg voor de Heilige Schrift.
Hij richtte een bijbelkring op met in totaal zes deelnemers, die in
de jaren 1870-1875 geregeld te Pittsburg samenkwamen. Zij raakten er
van overtuigd, dat Christus' wederkomst geestelijk en onzichtbaar
zou plaatsvinden. In juli '1879 publiceerde Russell een tijdschrift
getiteld: "Zion's Watch Tower and Herald of Christ's, presence".
In 1881 stichtte hij zijn "Zion's Watch Tower Tract Society".
Aan dit genootschap werd op 13 december 1884 een wettelijke status
verleend. De doelstelling ervan was "...de verbreiding van
bijbelse waarheden in verscheidene talen door middel van het
uitgeven van traktaten, vlugschriften, bladen en andere religieuze
stukken..." (Bekwaam gemaakt tot de predikingsdienst, blz. 304).
Deze datum wordt algemeen erkend als het officiële begin van de
beweging der Jehovah's Getuigen. Overeenkomstig het doel van zijn
genootschap begon Russell in 1886 een zevendelig werk te schrijven
onder de titel: "Studies in the Scriptures". Hij hield
staande dat het niet mogelijk was de Bijbel te begrijpen als men
niet tevens zijn "Studies" zou raadplegen. In 1891 maakte Russell
zijn eerste reis naar Europa. In Londen werd er in 1900 een
bijkantoor opgericht, in Duitsland één in 1903 en in Australië één
in 1904. Spoedig verschenen er boeken en brochures in andere talen
dan het Engels. In 1909 werd in Brooklyn, New York (V.S.). de "People's
Pulpit Association of New York" opgericht met het doel
onroerende goederen te mogen kopen en verkopen. De rechtskundig
raadsman in deze was Joseph Franklin Rutherford.
In 1879 huwde Russell Maria Frances Ackley. Er werden uit dit
huwelijk geen kinderen geboren. In 1913 vroeg Mevrouw Russell
echtscheiding aan op grond van "eigendunk, zelfzucht, heerszucht
en onbehoorlijk gedrag van haar echtgenoot met betrekking tot andere
vrouwen". Russell was ook gewikkeld in enige andere
rechtsgedingen. In 1913 werd hij schuldig bevonden aan meineed.
Hij had gelogen aangaande zijn kennis van de Griekse taal en het
ingezegend zijn tot predikant. Hij stierf op 31 oktober 1916 in een
trein nabij Pampa in Texas (V.S.). In zijn "Studies in the
Scriptures" beweerde Russell dat Christus in 1874 teruggekomen
was en dat Diens Koninkrijk 40 jaar later, dus in 1914, zou worden
opgericht. Dit was het begin van een eeuwlang vaststellen van datums
en het doen van voorzeggingen en voorspellingen met betrekking tot
de wederkomst van Christus, het einde der wereld en Armageddon.
Joseph FrankIin Rutherford.
J.F. Rutherford werd op 8 november 1869 te Boonville, Missouri
(V.S.) geboren. Hij studeerde rechten. Nadat hij tot de balie was
toegelaten, deed hij af en toe dienst als plaatsvervangend rechter
in de staat Missouri. Vandaar dat men hem "Rechter Rutherford"
ging noemen. In 1894 kwam hij in contact met het
Wachttorengenootschap. In 1906 sloot hij zich bij deze organisatie
aan en in 1907 werd hij benoemd tot haar rechtskundig raadsman.
Op 6 januari 1917 werd Rutherford de tweede president van het
Wachttorengenootschap. Hij ging er onmiddellijk toe over het kantoor
in Brooklyn te re-organiseren. Korte tijd daarna ontstond er
ontevredenheid in de gelederen van het genootschap. Dit ongenoegen
vond zijn hoogtepunt in een open rebellie. Rutherford zag zich
genoodzaakt op te treden tegen deze andersdenkenden, van wie de
meeste zich "Russellieten" bleven noemen. Men ontzette de
leiders van de opstand uit hun ambt, maar deze ontslagen brachten
wel een aantal afscheidingen teweeg. Een van de bekendste
groeperingen, die zich van het genootschap distancieerden, heet "Dawn
Bible Students Association" met haar hoofdkwartier in East
Rutherford, New Jersey (V.S.).
In juli 1917 verscheen het zevende deel van de "Studies in the
Scriptures". Het bevat voornamelijk een uit de geschriften van
Russell gedestilleerd commentaar op Ezechiël en Openbaring. In dit,
onder de titel van "The Finished Mystery" uitgekomen deel
worden de Katholieke en Protestante kerkgenootschappen het "huidige
Babylon" genoemd. Er wordt gezegd dat deze kerken - het boek
verscheen in 1917 - spoedig in vergetelijkheid zullen raken, iets
wat ook nu nog door de Getuigen van Jehovah onverkort wordt
gehandhaafd. Weldra bleek dat Rutherford een even produktief
schrijver zou worden als Russell. Zijn boeken vervingen geleidelijk
die van Russell als officiële leer van het Wachttorengenootschap. In
1920 schreef hij een werkje onder de titel: "Millions now living
will never die" (Miljoenen die nu leven zullen nimmer sterven).
In 1921 volgde nog van zijn hand "The Harp of God" (De harp
Gods). In deze boeken beweert Rutherford dat het "onomstotelijk
vaststaat, dat miljoenen van de thans levende mensen nimmer zullen
sterven". Onder het presidentschap van Rutherford werd steeds
meer de nadruk verlegd van Bijbelstudie en het verwerven van
geestelijke vruchten naar het verspreiden van lectuur, het afleggen
van bezoeken en het verslag uitbrengen aan het hoofdkwartier van de
Wachttoren. Op een in 1931 gehouden vergadering te Columbus, Ohio
(V.S.) nam de groepering de naam van "Jehovah's Getuigen"
aan. Rutherford stierf op 8 januari 1942. Gedurende de kwart eeuw
dat hij president van de Wachttoren is geweest, is dit genootschap
van een min of meer democratische organisatie afgestapt en gewijzigd
in een "theocratische" - volgens sommigen in een dictatoriale -
organisatie waarin hoe langer hoe meer het bestuurlijk lichaam in
Brooklyn zijn heerschappij uitoefent over de plaatselijke
bijeenkomsten.
Nathan Homer Knorr.
De opvolger van Rutherford heet N.H. Knorf. Hij is iets minder
bekend dan Russell en Rutherford. In 1904 geboren te Bethlehem in
Pennsylvanië (V.S.) werd hij op zestienjarige leeftijd lid van
Jehovah's Getuigen. Toen hij achttien was geworden trad hij toe tot
de staf van het hoofdkwartier in Brooklyn. Weldra werd hij benoemd
tot coördinator van alle activiteiten op het gebied van het drukken
van geschriften. In 1932 werd hij directeur-generaal van heel het
uitgeversbedrijf. Onder zijn presidentschap zagen tal van boeken het
licht. Ofschoon men vemoedt dat Knorr er de belangrijkste auteur van
is, worden deze boeken steeds anoniem uitgegeven. Een ander
belangrijk project, dat onder het presidentschap van Knorr tot
uitvoering kwam, is de vertaling van de Bijbel in het Engels en een
zestal andere talen.
Men legt de nadruk thans sterk op de verspreiding van lectuur in het
buitenland. Een ieder jaar verschijnend jaarboek brengt verslag uit
over het werk dat door de Getuigen over de gehele wereld wordt
verricht. Men schat de investeringen van hun organisatie in
onroerende goederen - zoals boerderijen, drukkerijen, aandelen in de
industrie - op een bedrag van meer dan $2.500.000.000. Ook Knorr
houdt zich bezig met het vaststellen van datums. Te beginnen in
1966, heeft het Wachttorengenootschap bepaald dat er in het jaar
1975 een eind zou komen aan de zesduizend jaar oude opstand tegen
God.
HUN GEZAGSBRON
Wij nemen dankbaar kennis van het feit dat Jehovah's Getuigen
duidelijk zeggen dat de Bijbel uiteindelijk hen gezagsbron is (God
zij waarachtig, blz. 10). Wanneer men echter hun geschriften
onderzoekt, blijkt het dat dit geen eerlijke verklaring is. In
plaats dat ze hun oor te luisteren leggen bij de Schrift, zoals zij
beweren te doen, dringen zij in werkelijkheid hun godsdienstig
stelsel op aan de Bijbel en dwingen deze Bron zich te voegen naar
hun doctrines. Aan de hand van enkele punten zullen wij u dit
duidelijk maken:
1) In hun Nieuwe-Wereldvertaling van de Bijbel hebben ze kans gezien
tal van bijzondere leerstellingen van het genootschap te verweven
met de tekst van de Bijbel.
2) Hun methode ten aanzien van het hanteren van de Schriften is als
volgt: men zoekt bijbelteksten op die hun zienswijze schijnen te
staven en negeren die, welke hun zienswijze in de weg staan.
Publicaties als "De Wachttoren" en "Ontwaakt" bevatten
een reeks voetnoten die de lezer veeleer tot een gewenste conclusie
leiden dan dat ze de lezer in staat stellen die leringen te
vergelijken met de Bijbel om dan voor zichzelf te kunnen uitmaken of
deze leerstellingen al dan niet op de Bijbel zijn gegrondvest.
3) De organisatie - volgens de Getuigen: "Jehovah's getrouwe en
beleidvolle slaaf" - staat geen andere interpretatie toe dan die
van haarzelf. In "God zij waarachtig" staat te lezen: "Het
werktuig dat de Meester gebruikt om zijn waarheid uit te delen of te
verstrekken, wordt zijn, getrouwe en beleidvolle slaaf genoemd...
Hierdoor wordt duidelijk aangetoond, dat de Meester één organisatie,
en niet talrijke verschillende en tegenstrijdige sekten, zou
gebruiken om zijn boodschap uit te delen" (blz. 216). Zie ook in
dit verband "De Wachttoren" van 15 mei 1975, blz. 301-303.
Een studie van de geschiedenis en de gezagsbron van de Jehovah's
Getuigen onthult enkele merkwaardige aspecten. Het
Wachttorengenootschap is een door mensen ingestelde organisatie die
pretendeert de enige ware stem van God te zijn. De verhouding van
het genootschap tot een gemiddelde Getuige is in grote trekken die
van meester tot zijn slaaf. Immers, naast de onderling hechte band
die men dikwijls bij de Getuigen waarneemt, constateert men bij hen
ook een streng systeem dat berust op discipline en excommunicatie.
De vele voorspellingen, c.q. "profetieën", die de leiders van dit
genootschap gedurende de laatste honderd jaar hebben gedaan - en
waarvan er niet één is uitgekomen - stempelen deze organisatie tot
een valse profetes.
3. De Godheid
HET STANDPUNT VAN DE JEHOVAH'S GETUIGEN.
De bijbel leert dat de Godheid bestaat uit Vader, Zoon en Heilige
Geest. Jehovah's Getuigen echter leren dat alleen God de Vader het
eeuwige goddelijke wezen is, dat Christus de eerste van Gods
geschapen zonen was, dat de andere zonen door Christus (Gods
voornaamste Vertegenwoordiger) tot bestaan zijn gekomen en dat
Christus bekend was als "het Woord" voordat Hij als een
manlijk kind op aarde werd geboren. Volgens hun zeggen is de Heilige
Geest niet een persoon, maar Gods "werkzame kracht" (De
Waarheid die tot eeuwig leven leidt, blz. 47,48 en 24). In een kort
artikel is het niet mogelijk dit onderwerp aan een diepgaand
onderzoek te onderwerpen. Wij kunnen echter aantonen dat zowel
Christus als de Heilige Geest goddelijk zijn.
DE ZOON IS GODDELIJK
Thomas zeide tot Jezus: "Mijn Heer en
mijn God" (Johannes 20:28).
Paulus sprak van "onze grote God en
Heiland" (Titus 2:13).
Petrus getuigde in dezelfde geest: "...onze
God en Heiland, Jezus Christus" (2
Petrus 1: 1-2). Christus wordt Gods Zoon genoemd (Markus
1: 10-11). Hij werd verwekt door de Heilige Geest, toen Hij
naar deze aarde kwam om als "Immanuel,
God met ons" in het vlees geopenbaard te worden (Matteus
1: 18,23; 1 Timoteus 3:16). Vóór zijn vleeswording was het
Woord in de gestalte van God (Filippenzen
2:6). In Johannes 3:16
wordt Jezus de "eniggeboren" Zoon
van God genoemd. Zorgvuldige lexicografische studies bewijzen
zonneklaar, dat het Griekse woord monogenes ("eniggeboren") niet is
afgeleid van de stam gennao ("verwekken" of "genereren") maar van
genos ("soort" of "klasse"). Het woord betekent dus: een op zichzelf
staande klasse, de enige in zijn soort, oftewel "enig, uniek".
Christus, het eeuwige Woord, is derhalve goddelijk (Johannes
1:1-3,14,18). Als Hij niet goddelijk is, waarom aanbidden dan
de engelen hem? (Hebreeën 1:16).
DE HEILIGE GEEST IS GODDELIJK
De Heilige Geest - naar zijn aard goddelijk - is een Persoon (niet
slechts een invloed). De Geest sprak van Zichzelf als "Ik" (Handelingen
13:2). Daden als de hierna volgende, die aan de Geest worden
toegeschreven, tonen aan dat Hij een Persoon is. De Geest doorzoekt
(1 Korintiërs 2:10-11), denkt (Handelingen
15:28), hoort en spreekt (Johannes
16:13), weet (1 Korintiërs 2:11),
leert (Johannes 14:26), pleit (Romeinen
8:27), getuigt (Johannes 15:26),
kan bedrogen worden (Handelingen 5:3-4)
en kan bedroefd worden (Efeziërs 4:30).
Hij is eeuwig (Hebreeën 9:14) en
wij worden gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige
Geest (Matteus 28:19).
ONDERGESCHIKTHEID
De Vader is niet de Zoon en de Zoon is niet de Heilige Geest. Ze
hebben alle drie deel aan de goddelijke natuur. Is er sprake van een
ondergeschiktheid? Ja, maar de Bijbel verklaart ons niet in welk
opzicht! Jezus zeide "de Vader is meer
dan ik" (Johannes 14:28;
vgl. Johannes 5:30). Hij die zendt
is groter dan Hij die gezonden wordt (Johannes
13:16; 12:44,49-50). God zond Christus en Christus zond de
Geest die kwam om Christus te verheerlijken en niet Zichzelf (Johannes
16:7; 13:15). Behalve God de Vader is alles aan Christus
onderworpen en na het oordeel zal Christus aan de Vader het
koningschap overdragen (1 Korintiërs
15:24-28). Wel was in het bestel van de verlossing een
functionele subordinatie aanwezig, maar ook een wezenseenheid (Filippenzen
2:5-11).
PRAKTISCHE LESSEN
Wanneer wij aan God de Vader denken, denken wij aan onze vader als
Schepper (Handelingen 17:28) en
tevens als onze Vader door de wedergeboorte (Johannes
3:5). Op een heel bepaalde manier hebben christenen deel aan
de goddelijke natuur (2 Petrus 1:4).
Als Gods kinderen moeten wij door woord en daad tonen, wiens zonen
en dochteren wij zijn.
Wanneer wij denken aan God de Zoon, denken wij aan God, ons
geopenbaard in het vlees (Kolossenzen
2:9; 1 Timoteus 3:16) en die stierf om ons te verlossen (Handelingen
20:28; 1 Petrus 2:21-25). Hij is de volledige openbaring van
God aan ons (Johannes 14:8-9; Kolossenzen
2:1-11). Hij regeert als Koning en Priester aan de
rechterhand Gods (Hebreeën 8:1-2).
Wanneer wij denken aan de Heilige Geest, dan denken wij aan Degene
die de apostelen en profeten in alle waarheid leidde en die de mens
overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel door de waarheid (Johannes
18:8-15). Wij denken aan Hem die het geloof openbaarde en
bevestigde, zoals dit eenmaal de heiligen overgeleverd is (Hebreeën
2:3-4; Judas 3). Wij denken ook aan ons lichaam als Zijn
tempel (1 Korintiërs 6:19-20).
Ten aanzien van de Godheid is er nog veel meer geopenbaard, maar wat
we hier naar voren hebben gebracht toont duidelijk aan dat de
"Getuigen van Jehovah" ongelijk hebben met hun ontkennen van de
Godheid.
4. CHRISTUS - Zijn opstanding
De leer van de opstanding van Christus zoals die door de Getuigen
van Jehovah wordt uiteengezet is volstrekt niet de Bijbelse leer. Op
de keper beschouwd, is deze leerstelling in wezen een leer die de
opstanding van Christus loochent. Zij leren dat Zijn opstanding niet
lichamelijk was en dat Zijn verschijningen na de opstanding slechts
illusies waren, oftewel materialisaties van Zijn geest.
DE LEER VAN JEHOVAH'S GETUIGEN OVER DE OPSTANDING
In hun boek "God zij waarachtig" geven ze op blz. 42 hun
visie met betrekking tot de opstanding van Christus alsvolgt weer: "Op
de derde dag dat hij dood nederlag in het graf, wekte zijn
onsterfelijke Vader, Jehovah God, hem uit de dood op, niet als een
menselijke Zoon, maar als een machtige, onsterfelijke geestelijke
Zoon. Gedurende de veertig dagen die daarop volgden, materialiseerde
hij zich, evenals engelen vóór hem hadden gedaan, met het doel zich
levend aan zijn discipelen te vertonen, opdat dezen hiervan getuigen
konden zijn".
Op blz. 149 van hetzelfde boek lezen we: "De Koning Christus
Jezus werd derhalve ter dood gebracht in het vlees en opgewekt als ,
een onzichtbaar geestelijk schepsel. Daarom zal de wereld hem niet
meer zien". Op blz. 299 lijkt het of hetgeen men op blz. 149
heeft geschreven met het volgende in strijd is: "De opstanding
van Jezus is geen zinsbedrog of verbeelding... ". Dan gaat het
boek verder met uit te leggen dat hij door Paulus en een stoet van
getuigen gezien is. Vervolgens, op blz. 301, vertelt het boek ons: "Jezus
was de eerste die uit de dood opstond... Deze eerstgeborene uit de
doden werd uit het graf opgewekt, niet als een menselijk schepsel,
maar als een geest". Antwoordende op de vraag met betrekking tot
het lichaam van Jezus, zegt Charles Taze Russell "Of het nu
opgelost is in gassen of nog ergens wordt bewaard ter gedachtenis
aan Gods liefde... dat weet niemand" ("Studies in the Scriptures"
deel 11, blz 129). Jaren later verklaarde een schrijver in "Ontwaakt!
" (8 juni 1955): "Zijn menselijk lichaam dat aan de paal was
geslagen, werd door Gods macht uit het graf verwijderd. Zou het daar
gebleven zijn, dan zou dit een obstakel zijn geweest op de weg van
het geloof zijner leerlingen die niet waren onderlegd in geestelijke
zaken tot de tijd dat de heilige geest later op Pinksteren was
gegeven" Het is duidelijk dat "Jehovah's Getuigen" de
lichamelijke opstanding van Christus loochenen. Hun argumentatie is
deze:
(1) Christus werd ter dood gebracht in het vlees maar levend gemaakt
in de geest (1 Petrus 3:18).
(2) Christus werd niet herkend door Maria, evenmin door de twee op
weg naar Emmaüs of de discipelen die aan het vissen waren. Daarom
was het een gematerialiseerde geest en niet het lichaam van Jezus.
(3) Jezus was in staat om door gesloten deuren te gaan.
Laten we deze argumenten achtereenvolgens bekijken:
(l) De tekst van I Petrus 3:18
zegt niet dat Jezus opgewekt werd als "een geest"! In de
Griekse tekst geven "naar het vlees" en "naar de geest" de sfeer
weer waarin het gebeuren plaatsgreep. De dood vond plaats in het
vlees, niet in zijn geest, waarin immers altijd leven is. Dit is
precies wat Jacobus 2:26 ons
leert, nl. dat het lichaam los van de geest dood is maar dat de
geest de dood niet ondergaat zoals dit met het lichaam het geval is.
(Prediker 12:7). Zou Christus op
de bestemde tijd uit de dood moeten zijn opgewekt, dan moest hetgeen
dood was zijn opgewekt, namelijk zijn lichaam!
(2) Wat het argument betreft, dat niemand de opgestane Christus
herkende, omdat hij niet hetzelfde lichaam had, wijzen wij erop dat
volgens Johannes 20:1 Maria naar
het graf kwam, toen het nog donker was. In de verzen
11-13 zien we haar bitter wenen.
Volgens vers 14 stond ze met haar
rug naar degene van wie ze dacht dat het een tuinman was. Toen ze
Hem echter haar naam hoorde noemen, keerde zij zich om en herkende
Hem. Wat de twee op de weg naar Emmanüs betreft, zegt
Lucas 24:16: "Maar
hun ogen waren bevangen zodat zij Hem niet herkenden." In
verband met de discipelen die aan het vissen waren, wijzen wij erop
dat ze ruim 90 meter van Jezus verwijderd waren, maar dat Johannes
Hem niettemin herkende!
(3) Het feit dat Jezus achter gesloten deuren aan zijn discipelen
kon verschijnen zou geen probleem mogen opleveren. Vóór zijn
opstanding kon Hij over het water lopen, stormen het zwijgen
opleggen, enz. Waarom zou dan dit later door Christus verrichte
wonder twijfel in onze geest moeten wekken? Voor ondergetekende is
het duidelijk dat Jezus na Zijn verrijzenis veranderde. De verslagen
in de Evangeliën, de ons medegedeelde verheerlijkingen in brieven en
boodschappen van de apostelen, maken het duidelijk dat Hij was
veranderd. Maar vergist u niet, Hij was lichamelijk opgestaan!
DE BIJBELSE LEER VAN DE LICHAMELIJKE OPSTANDING BEVESTIGD
De getuigenissen van de Schrift luiden aldus:
(1) Het was een lichaam dat men in het graf legde, een lichaam dat
er op zondagmorgen niet meer was.
(2) In 1 Korintiërs 15:4 zegt
Paulus dat Christus werd begraven en weer opgewekt. Hieruit volgt
dat wat begraven werd ook opstond.
(3) Petrus houdt in Handelingen 2:27-32
staande dat de Heilige geen ontbinding ondergaat. Hij redeneert als
volgt: Ontbinding trof het lichaam van David, zodat de profeet over
iemand anders moet hebben gesproken. Hij noemt diegene en zegt dat
diens ziel niet in het dodenrijk is overgelaten en dat diens vlees
geen ontbinding heeft gezien. "Deze Jezus",
zegt, Petrus, "heeft God opgewekt
. . ."
(4) Deze opgestane Jezus was geen geest, maar Jezus in het vlees.
Hetzelfde vlees waar nog de littekens van de nagels aanwezig waren (Johannes
20:24-28). Als dit geen echte littekens waren heeft Jezus hen
bedrogen. Hij vroeg hun immers deze te betasten: "Ziet
MIJN handen en MIJN voeten, dat ik het zelf ben; betast MIJ en liet,
dat een geest geen VLEES en beenderen heeft, zoals gij ziet, dat ik
heb" (Lucas 24:39). Te
willen volhouden, dat het hier slechts om een gematerialiseerd
lichaam ging, betekent dat men zegt dat Jezus hier loog!
(5) Indien Jezus' lichaam niet verrezen was, hebben de twee mannen
(engelen) van Lucas 24:1-8 en
Mattheüs 28:6 de feiten eveneens
verdraaid. Zij immers zeiden: "Hij is
hier niet, maar hij is opgewekt." Wat was daar niet? Zijn
lichaam! "Komt, ziet de plaats waar Hij
gelegen heeft." Waar wàt lag? Zijn lichaam. Het lichaam was
weg! Het graf was leeg! Alles wat hier in deze verslagen wordt
vermeld houdt in, dat dezelfde Jezus, die gekruisigd was, door God
is opgewekt.
Als men zijn oor te luisteren legt naar wat de Jehova's Getuigen
zeggen met betrekking tot de opstanding van Christus, moet men
onwillekeurig denken aan Rudolf Bultmann wanneer die zegt niet te
geloven in de "opstanding van lijken". Maar dan geloven ze
ook niet in het grootste gebeuren uit de geschiedenis der mensheid.
Op dat gebeuren berust de hoop van alle christenen op hun eigen
opstanding. In dit verband luidt de belofte van God: "En
indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u
woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft,
ook uw steffelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u
woont" (Romeinen 8:11).
5. Zonde en verlossing
Als wij de geschriften van Jehovah's Getuigen bestuderen, valt ons
iets sterk in het oog. Hun leer bevat naast enige bijbelse waarheid
een flinke portie dwaling. Laten wij eens hun leer over zonde en
verlossing onder de loep nemen.
ZONDE
Hun definitie van de zonde is in overeenstemming met de Bijbel.
"Zonde is daarom een overtreden van Gods wet, het is het missen
van de standaard van onverbroken getrouwheid aan God" (Van het
Verloren naar het Herwonnen Paradijs, blz. 29). Satans "zelfzuchtige
hartetoestand werd het eerst geopenbaard toen hij op listige en
sluwe wijze de zonde in de wereld bracht" (God zij Waarachtig,
blz.62).
Toch is hun leer, wat de gevolgen van de zonde betreft, vals. De
straf voor de zonde is de dood (Genesis
2:17; Romeinen 6:23) maar voor hen betekent de dood een
totale vernietiging. Vanwege de zonde "zou het zijn alsof hij (de
mens) er nooit was geweest", en "hij zou niets weten evenals
het stof niets weet" (Van het Verloren ... Paradijs, blz. 28).
Het gevolg van zonde is niet de totale vernietiging. Woorden als
"dood" en "verderf' bewijzen volstrekt niet een totale vernietiging,
doch de Bijbel leert een eeuwigheid van bewust bestaan in de hel
voor de verlorenen (Matteus 8:12; Lucas
16:23).
Jehovah's Getuigen leren ook de calvinistische leerstellingen van de
erfzonde en algehele verdorvenheid. "Doordat Adam en Eva hurt
volmaaktheid hadden verloren, moesten hun kinderen in een
onvolmaakte toestand geboren worden. Evenals ouders thans vaak
ziekten op hun kinderen overdragen, brachten Adam en Eva zonde en de
dood op hun nakomelingen over. Hun kinderen waren in Gods ogen
onrein" (Van het Verloren ... Paradijs, blz. 35). De Schrift
leert echter dat zondeschuld niet van ouder op kind overgaat (Ezechiël
18:19-20) en van de kinderen zegt Jezus; ".
. . want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen" (Matteus
19:14).
VERLOSSING
Jehovah's Getuigen beweren dat zij alleen de ware gemeente van God
zijn. "Op de gemeente rust de verantwoordelijkheid zulk een
predikingswerk te verrichten en dit op dezelfde wijze te doen als
Jezus. Alleen de ware gemeente doet in deze tijd dat werk en ze
verricht het op die wijze. Daarom is het duidelijk zichtbaar welke
de ware kerk of gemeente is en wie op aarde met haar zijn verbonden"
(God zij Waarachtig, blz. 143,144). Gods verlosten bevinden zich
volgens hen in de "ware gemeenten", daarom zijn alleen de
Getuigen van Jehovah door God verlost. De Bijbel zegt dat verlossing
in Christus is (2 Korintiërs 5:17;
Handelingen 4:12) en "in Christus zijn" is niet "in Russell,
Rutherford of enig mens of sekte zijn." De gemeente van Christus
omvatte in de eerste eeuw alle verlosten (Handelingen
2:47; Efeziërs 5:23). Het is derhalve onmogelijk de Jehovah's
Getuigen in naam, organisatie, werk en leer, gelijk te stellen met
Christus' gemeente.
In Hoofdstuk 30 van het boek "Van het Verloren naar het Herwonnen
Paradijs" is hun verlossingsplan aldus:
(1) Bestudeer de Bijbel (ze bedoelen de interpretatie volgens het
Wachttorengenootschap ).
(2) "U moet met mensen omgaan die deze zelfde kennis en hetzelfde
geloof bezitten want zij vormen thans een Nieuwe Wereldmaatschappij"
(blz. 244).
(3) "U moet berouw hebben over het verkeerde wat u hebt gedaan. U
moet Christus' rantsoen aanvaarden en u moet uw leven aan Jehovah
opdragen". De verloste persoon moet vervolgens zijn toewijding
laten zien door zich in water te laten dopen. "Daarom moet u,
indien u zich door bemiddeling van Jezus Christus aan Jehovah God
opdraagt en u dan bij zijn ,heilige natie', zijn ,knecht' - klasse
aansluit, ook één van Jehovah's getuigenis zijn" (blz. 248).
Hoewel ze geloof en berouw leren en de kinderdoop zowel het
besprenkelen en begieten verwerpen, ontkennen ze dat de doop er is
ter vergeving van zonden. Jezus zegt: "Wie
gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet
gelooft, zal veroordeeld worden" (Markus
16:16). De Heilige Geest geeft het volgende antwoord op de
vraag: "Mannen broeders, wat moeten 'wij
doen?". "Bekeert u en een ieder
van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving
van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes
ontvangen" (Handelingen 2:38).
Saulus krijgt het bevel: "Sta op, laat u
dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam"
(Handelingen 22:16).
Volgens Jehovah's Getuigen is verlossing in de hemel gereserveerd
voor en beperkt tot 144.000. "In de Openbaring wordt het aantal
van hen die een deel van het Koninkrijk worden en op de hemelse berg
Zion staan, tot 144.000 beperkt" (God zij Waarachtig, blz. 147,
148). Ze beweren dat het restant van de verlosten op de nieuwe aarde
zal wonen en de niet-verlosten een totale vernietiging zullen
ondergaan. De Bijbel echter leert dat alle verlosten naar de hemel
zullen gaan (2 Korintiërs 5:1- 2;
Kolossenzen 1:5; Hebreeën 10:34, 1 Petrus 1:4) en dat de
verlorenen zullen heengaan naar de eeuwige straf (Matteus
25:46; 1 Tessalonissenzen 1:8- 9).
6. De Gemeente/het Koninkrijk
Het terrein van de gemeente/het koninkrijk is een van de
kernleerstellingen van het materialistische grondstelsel van de "Jehovah's
Getuigen". Evenals een goed functionerend hart essentieël is voor
het welzijn van het lichaam, is een godsdienstig stelsel precies zo
gezond als het "hart" (de kernstellingen) ervan. Hapert er iets aan
het "hart" van dit systeem, dan deugt het als geheel in Gods ogen
niet, al komen er enkele waardevolle punten in voor.
De apostel Paulus veroordeelde de valse leraren die de gemeente te
Korinthe vertroebelden en toonde juist het tegenovergestelde aan, nl
dat de Korinthiërs hem noch de andere apostelen schuldig achtten aan
het "met sluwheid omgaan of het woord
Gods vervalsen..." (2 Korintiërs
4:2). Paulus hanteerde de Schrift oprecht en ongeveinsd. Het
is waar, dat de Getuigen vaak waardevolle punten naar voren brengen
met betrekking tot de zedenleer, de geschiedenis van het Oude
Testament, de profetieën omtrent de voorloper van Christus en
Christus' rol als Koning. Leidt dit tot een gewillig gehoor, dan
gebruiken zij valselijk Gods Woord om hun zienswijze ten aanzien van
gemeente/koninkrijk te verbreiden.
HUN OPVATTINGEN OVER HET DUIZENDJARIG RIJK
De Getuigen zijn een groepering die een letterlijk duizendjarig rijk
voorstaat en die van de Heer verwacht dat Hij bij zijn wederkomst
dit aardse koninkrijk sticht. Zij zeggen: "Er bestaat daarom alle
reden, dat wij zonder aarzelen zeggen: Wereldverovering door Gods
koninkrijk is nabij! ...Door voortdurende getrouwheid en
rechtschapenheid jegens God en Christus kunnen de overlevenden van
Armageddon voor altijd op aarde blijven voortleven! "
(Wereldverovering nabij door Gods Koninkrijk, 1955, blz. 28-30).
Kenmerkend vanaf het ontstaan van deze groep is dat zij steeds maar
de komst van het koninkrijk "in deze generatie" verkondigt en
dat dit onderdeel van hun boodschap generatie na generatie
onveranderd blijft.
HUN DWALING BETREFFENDE DE GEMEENTE/HET KONINKRIJK
De Wachttoren bezigt vlot nieuwtestamentische teksten met betrekking
tot het leven en werken van de gemeente, maar geeft er de voorkeur
aan niet teveel te zeggen over de gemeente, uit vrees dat dit dan
het door hen verwachte koninkrijk zou gaan "overschaduwen". Vandaar,
dat ze uitdrukkingen gebruiken als "leden van de heiligdomsklasse",
"bruidsklasse'" of "gemeente van het geestelijke Israël"
om aan te geven, dat men tot de gemeente oftewel het (hemelse)
koninkrijk behoort. J.F. Rutherford, een vroegere leidende figuur,
beweerde dat "de gemeente van Christus bestaat uit Jezus Christus
als hoofd en de 144.000 leden van het lichaam" (De Harp Gods,
1932, blz. 279). Over die 144.000 verklaren zij: "Zij zijn de
enigen die Jehovah God met zijn Zoon in de hemel opneemt. Alle
anderen die leven in zijn nieuwe wereld verwerven, zullen in het
hier op aarde herstelde paradijs leven" (Van het Verloren naar
het Herwonnen Paradijs, 1960, blz. 153). De groep die - volgens hun
leer - in het aardse paradijs zal leven, zal het koninkrijk vormen.
Zij leren ook, dat gehoorzaamheid een eerste vereiste is om
opgenomen te worden in het verbond van het koninkrijk (The Kingdom
is at Hand, 1944, blz. 276). En zij dringen er op aan "de
integriteit te bewaren teneinde tot het koninkrijk te worden
toegelaten" (Ibidem, blz. 300, eigen vertaling).
Gods Woord stelt echter zeer duidelijk, dat de leden van de
nieuwtestamentische gemeente al in het koninkrijk waren (Kolossenzen
1:13) en dat er bovendien slechts één lichaam is (Efeziërs
4:4). Toen Jezus beloofde zijn gemeente te "bouwen"
(Matteus 16:18), liet Hij er de
belofte op volgen, Petrus de sleutels van het Koninkrijk te geven
(vs. 18). De vraag is: Hoe kunnen
de Jehovah's Getuigen beweren, dat er een twééde lichaam is waarvan
Petrus óók de sleuteldrager zou zijn? Het antwoord hierop komt van
Paulus in zijn verkondiging van één enkel lichaam (Kolossenzen
1:24; Efeziërs 4:4). Dit kan eenvoudig worden nagegaan door
het werk van de apostel Petrus te volgen tot de tijd dat hij van de
sleutels gebruik maakte (Handelingen
2:14-40). Toen de mensen gehoor gaven aan de
evangelie-boodschap, voegde de Heer hen toe aan de gemeente (oftewel
"kring"; vs.41,47).
Voorts berichtte de apostel Paulus aan de Kolossenzen: "Hij
heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het
Koninkrijk van de Zoon zijner liefde" (Kolossenzen
1:13). Voor hen was het Koninkrijk niet iets toekomstigs,
iets dat eens op aarde zou komen. Ze maakten er toen reeds deel van
uit en waren leden van slechts één religieuze instelling. Tegen het
eind van de eerste eeuw schreef Johannes aan "de
zeven gemeenten" en tevens aan alle heiligen die het boek
Openbaring zouden gaan lezen (Openbaring
1:11; 2 en 3), dat hij "...deelgenoot
in de verdrukking en in het Koninkrijk..." (vs.
9) was. Zij die toen - zo'n 2000
jaar gelede '- christenen waren, waren tezelfdertijd èn leden van de
gemeente èn burgers van het Koninkrijk. Ze zagen niet uit naar een
aards koninkrijk dat eens gevestigd zou worden. Jehovah's Getuigen
die zulks wèl verkondigen, dwalen en wijken in ernstige mate af van
de waarheid van het Nieuwe Testament.
HUN DWALING OMTRENT TIJD EN PLAATS
Het Wachttorengenootschap geeft niet toe, dat Christus als Koning
heerst vanaf de tijd dat Hij ten hemel voer, ofschoon de
geïnspireerde apostel Petrus ons leert, dat Jezus opgewekt was om
aldus als Koning op zijn troon te gaan zitten (Handelingen
2:30). Zij stellen: "Toen de opgestane Koning eindelijk
ten hemel voer tot bij God...stichtte Hij toen het Koninkrijk en
deed Hij het van toen af functioneren? Neen, het was nog niet de
bestemde tijd van Jehovah" (Ibidem, blz. 262, eigen vertaling).
Daarop bepaalde de Wachttoren "de bestemde tijd van Jehovah"
door te zeggen: "Het koninkrijk van Jehovah God werd in 1914 n.
Chr. in de hemelen geboren als een koninkrijk dat soevereiniteit
heeft over deze verkeerd bestuurde aarde" (Dit betekent eeuwig
leven, 1952, blz 267). Volgens Rutherford moest die hemelse fase van
het koninkrijk zo'n 50 jaar geleden de weg vrijmaken voor de "aardsparadijselijke"
fase. Hij verklaarde: "...we mogen verwachten, dat 1925 zal
getuigen van de terugkeer van deze gelovige mannen van Israël uit de
toestand van de dood...de cyclus van het grote jubeljaar moet in
1924 een aanvang nemen. Op dit tijdstip zal de aardse fase van het
koninkrijk onderkend worden" (Millions now living will never
die, 1920, blz. 88,89, eigen vertaling). Deze bewering - die staat
opgetekend in zijn 1920 gedateerd werk - ontpopte hem inderdaad als
valse profeet (zie: Deuteronomium 18:22).
Het paradijs kwam niet opdagen!
Onze Heer verkondigde: "Voorwaar Ik zeg
u: Er zijn sommigen onder degenen, die hier staán, die de dood
voorzeker niet zullen smaken, voordat ze zien, dat het Koninkrijk
"Gods gekomen is met kracht" (Markus
9:1). Zijn Koninkrijk zou worden opgericht tijdens het leven
van sommigen die Hem hoorden spreken, ten teken waarvan zij de hun
toegezegde kracht zouden ontvangen. Wij gaan dit woord "kracht" na
tot op de berg vanwaar Christus ten hemel voer - waar de belofte
werd gedaan, dat deze kracht "uit de hoge"
zou komen (Lucas 24:49). De aard
ervan wordt gekenmerkt als de doop met de Heilige Geest (Handelingen
1:4,5,8), en de vervulling ervan vindt men in
Handelingen 2:14,33,47 bij het
ontstaan van de gemeente. De Wachttoren echter haalt
Marcus 9:1 aan en zegt: "een
week later werd deze profetie symbolisch vervuld - daarbij 19 eeuwen
vooruitlopende op de daadwerkelijke vervulling - bij een klein
overblijfsel" (The Kingdom is at Hand, 1944, blz. 232, eigen
vertaling). Zodoende passen zij het symbolisme naar willekeur toe om
plaats te scheppen voor een komend koninkrijk op aarde. Zij vergeten
echter uit te leggen hoe een overblijfsel dan gedurende al die 19
eeuwen in leven heeft kunnen blijven!
BESLUIT
Wij hebben kennis genomen van de dwaalleer der Getuigen met
betrekking tot de gemeente/het koninkrijk zowel ten aanzien van de
aard hiervan, als ten aanzien van lidmaatschap en tijd van
oprichting. Ook hebben wij enkele valse profetieën gezien, die door
de leiders van deze beweging zijn gedaan. Een van de zwaarst wegende
aanklachten tegen dit stelsel is, dat zij - zoals ze zelf toegeven
-"...met schapen te vergelijken personen zijn, die aardse
vooruitzichten hebben" (Dingen waarin God onmogelijk kan liegen,
1966, blz. 254), terwijl daarentegen aan nieuwtestamentische
christenen gewezen wordt op "de hoop, die
voor u is weggelegd in de hemelen" (Kolossenzen
1:5).
7. De nieuwe-wereldvertallng van
de getuigen van jehovah.
De Nieuwe-Wereldvertaling die door het Wachttorengenootschap ("Watchtower
Bible and Tract Society") wordt verspreid, is tot stand gekomen
door een groep mensen die "zelfs tot na hun dood anoniem wensen
te blijven". Het is dus onmogelijk de bekwaamheden van deze
vertalers na te gaan tenzij aan de hand van de vertaling zelf. Deze
personen werkten in hoofdzaak met de Griekse tekst zoals deze in de
negentiende eeuw door de Engelse geleerden Westcott en Hort werd
vervaardigd. De vertaling was vooral bedoeld voor Jehovah's Getuigen
die tot dan de Engelse "King James"- vertaling, de "American
Standard"- vertaling en de "Emphatic Diaglott" hadden gebruikt. Het
nieuwtestamentische deel van de NWV kwam voor het eerst in 1950 (in
het Engels) uit. Het Oude Testament verscheen periodiek in 5
afleveringen om tenslotte in 1961 als volledige Bijbel het licht te
zien. Een tweede revisie kwam uit in 1970, een derde in 1971. De
derde editie heeft een uitgebreid appendix vol aantekeningen en
verwijzingen. Deze NWV is - hetzij gedeeltelijk of geheel - ook in
enige andere talen vertaald. Tot op heden kwam er bij de Wachttoren
een volledige bijbelvertaling van de pers in zeven talen waaronder
het Nederlands.
Kort na het verschijnen van deze vertaling (in 1950) begonnen
Engelssprekende bijbelgeleerden kritiek op haar uit te oefenen. Een
der eersten was de Britse geleerde Prof. Dr. H.H. Rowley, die in
1953 een artikel schreef in "Expository Times" onder de titel: "How
not to Translate the Bible" (Hoe men de bijbel niet moet
vertalen). Sedertdien heeft een aantal geleerden de mening
verkondigd dat de NWV een plaats behoort te krijgen in de categorie
"tendentieuze vertalingen". Dit betekent eenvoudig dat de
onderhavige vertaling ertoe neigt in een bepaald aantal teksten de
bijzondere zienswijze van het Wachttorengenootschap op de voorgrond
te plaatsen. Een uitvoerig bijvoegsel bij de revisie van 1971 poogt
met betrekking tot een zestiental verzen de kenmerkende verschillen
van deze vertaling te verdedigen. In dit artikel nemen we slechts
enkele van deze kenmerkende verschillen onder de loep.
WEZENLIJKE VERSCHILLEN
Hoewel de vertalers zelf toegeven dat niemand de juiste uitspraak
van het tetragram (JHWH) weet, staan ze er toch op dat dit steeds
door "Jehovah" moet worden vertaald. Men heeft immers in 1931
de kwalificatie "Jehovah's Getuigen" als officiële benaming
voor de groep aangenomen. Uiteindelijk komt derhalve de naam van
deze sekte voort uit een onjuiste uitspraak! Is de NAAM al
twijfelachtig en onzeker in het Oude Testament, in het Nieuwe
Testament kan die al helemaal geen rechtvaardiging vinden. Toch
heeft men "Jehovah" in het Nieuwe Testament 237 keer ingevoerd,
zulks in weerwil van het feit dat het Grieks in al die gevallen "
kyrios" (=Heer) heeft. De voetnoten verklaren dat de geschriften
vervalst zijn "met betrekking tot de goddelijke naam". De
feiten zijn in dit opzicht tegen de vertalers. In alle oude
manuscripten van het Nieuwe Testament komt steeds het woord "kyrios"
voor. Wanneer bijvoorbeeld Jezus citeert: "De
Here zei tot mijn Here..." (Psalm
110:1; Matteus 22:44) gebruikte Hij "kyrios" en niet "Jehovah"
ook Paulus gebruikte dit woord "kyrios" verschillende keren (Romeinen
9:29; 15:11 2 Korintiërs 6:17). Men vindt het in Judas 14
en in de Griekse tekst van het Boek Enoch, een boek van vóór het
christelijke tijdperk. De tegenwoordige geleerden beschouwen
"JAHWEH" als de enige waarschijnlijke uitspraak van het tetragram
(JHWH) en verwerpen in het algemeen het gebruik van "Jehovah". Met
het invoeren van deze naam in de NWV verraden de vertalers hun
onkunde met betrekking tot de feiten in historisch, taalkundig en
wetenschappelijk opzicht.
Omdat het Wachttorengenootschap ontkent dat er een hel bestaat
negeren de vertalers in Matteüs 25:46
de betekenis van " kolasis" die in de Griekse standaardwoordenboeken
voorkomt, nl "straf of vergelding". Volgens de NWV gaan de
onrechtvaardigen heen "in de eeuwige afsnijding" en niet
"naar de eeuwige straf'.
Overeenkomstig de leer van de Wachttoren, dat het paradijs nog op
aarde hersteld moet worden, laat men
Lucas 23:43 als volgt luiden: "Voorwaar, ik zeg u heden:
Gij zult met mij in het Paradijs zijn". Hier komt het
vooroordeel van de vertalers duidelijk op de proppen. De antithese
tussen het onbepaalde in de vraag van de boosdoener: "Wanneer
Gij in uw Koninkrijk komt" en Christus' zeer stellige
antwoord: "Heden zult gij met mij in het
paradijs zijn" wordt tenietgedaan. De formule "Voorwaar
ik zeg u" (amén soi legó) in andere schriftplaatsen (Matteus
5:26; Johannes 1:51; 3:3 enz.) wordt ook door de vertalers
van de NWV zó gehanteerd, dat wat volgt steeds een deel van het
gesprokene is en niet een deel van de formule zelf. Dit ene geval
echter vormt voor de vertalers van de NWV een uitzondering en is,
zoals de Engelse geleerde Henry Alford zei: "Iets nog ergers dan
dwaasheid".
TEKSTEN DIE BETREKKING HEBBEN OP DE GODHEID
De leer van het Wachttorengenootschap ontkent dat Christus en de
Heilige Geest deel zijn van de Godheid (Grieks: theotes). Conform
deze leer staat "Heilige Geest" altijd zonder hoofdletter.
Van veel meer belang is de wijze waarop de vertalers van de NWV
bepaalde teksten hebben vertaald die te maken hebben met de
goddelijkheid van Jezus Christus. Wij willen in dit verband slechts
enkele passages onder de loep nemen.
Johannes 1:1. In het tweede deel
van vers 1 leest men, in de NWV: "en het Woord was een god".
Hiermee wordt Jezus onmiddellijk van zijn goddelijkheid beroofd. En
dit is precies wat het Wachttorengenootschap wil. Er wordt
geargumenteerd, dat wanneer in het Grieks het bepalend lidwoord (ho
=de) ontbreekt en dat is in dit gedeelte van het vers het geval - de
zinsconstructie veeleer wijst op een hoedanigheid, een eigenschap,
dan op een persoonlijkheid. Daarom maken ze van Christus, het Woord,
"een god" in tegenstelling tot "de God". Allereerst zou men toch
graag de vraag willen opwerpen: "Hoeveel goden heeft de
Wachttoren eigenlijk? " Men kan deze versie in het geheel niet
verklaren, tenzij men hieronder de leer van het polytheïsme
verstaat. Een lange noot in het appendix (blz. 1362-63 van de
Engelse revisie) tracht, overigens zonder succes, deze vertaling te
verdedigen. Om aan te tonen dat het lidwoord met het predikaat
gebruikt wordt, haalt men 35 verzen aan uit het Evangelie naar
Johannes. Uit deze lange lijst is er slechts één vers dat parallel
loopt met Johannes 1:1, nl
Johannes 10:36. Volgens het
principe dat de vertalers van de NWV op
Johannes 1:1 toepassen, moet men de woorden "huios tou theou
eimi" vertalen met: "Ik ben een zoon van God". Niemand doet dit. En
dat doen de vertalers van het NWV evenmin. Zij vertalen: "Ik ben
Gods Zoon". In dit opzicht is de NWV niet slechts onlogisch, maar
zelfs tegenstrijdig.
Kolossenzen 2:9. Hoewel in dit
vers Paulus verzekert dat "de volheid der
godheid" in Christus woont, luidt de NWV: "want in hem
woont de gehele volheid van de goddelijke hoedanigheid lichamelijk".
Er is een hemelsbreed verschil tussen "goddelijkheid" (godheid) en
"goddelijke hoedanigheid". "Goddelijkheid" oftewel "Godheid" is de
vertaling van theotes terwijl "goddelijke hoedanigheid" de vertaling
is van theiotes. De Griekse standaardwoordenboeken geven deze
verklaring: "Theotes (godheid) verschilt van theiotes
(goddelijkheid) zoals wezen verschilt van eigenschap." Paulus
evenwel leert in deze tekst, dat de theotes de Godheid zelf, een
lichamelijke gedaante aannam in de Persoon van Jezus, zoals ook
Johannes zegt in Johannes 1:1,14.
Kolossenzen 1:15-20. In hun
ijver Jezus van zijn Godheid te beroven, voegden de vertalers van de
NWV in deze tekst vijfmaal het woord "andere" toe. Nergens in de
oorspronkelijke Griekse tekst komt in deze verzen het woord allos
(andere) voor. Waarom dan toch een dergelijke vertaling? Omdat het
Wachttorengenootschap leert dat eerst Jezus door God is geschapen en
daarna alle andere dingen door Jezus zijn geschapen. Om deze
leerstelling kracht bij te zetten, hebben de "vertalers" de vrijheid
genomen het woord "andere" in de tekst toe te voegen. De argeloze
lezer, die geen weet heeft van de Griekse tekst, neemt zonder meer
aan dat het woord "andere" erbij hoort. Hier zien we niet slechts
een tendentieuze vertaling van een bijbelse tekst maar veeleer een
regelrechte verdraaiing van Gods Woord.
Hoewel voor de leek bovenstaande uitleg ietwat ingewikkeld en
wellicht overbodig lijkt, is zoiets niettemin nodig om argeloze en
niet ter zake kundigen in te lichten over de wijze waarop de
vertalers van de NWV te werk gingen. Wanneer men de NWV gebruikt,
geven wij u sterk in overweging deze te vergelijken met een van de
standaard vertalingen van het Nederlandse Bijbelgenootschap.
8. 1975 en de getuigen van jehova
Te beginnen met 1966 en gedurende enkele jaren daarna hebben de
Getuigen van Jehovah bij hun huis-aan-huis-verkondiging iedereen
voor het jaar 1975 gewaarschuwd, het jaar waarin volgens het
Wachttorengenootschap 6000 jaar opstand tegen God zou eindigen. Alle
goddelozen zouden vernietigd worden en dit 'samenstel van dingen'
zou een einde nemen. Van 1975 tot 2975 moest men op aarde een
duizendjarig rijk van Christus verwachten, een rijk van vrede en
gerechtigheid.
Toen ernstige bijbellezers hen er op attent maakten, dat volgen
Matteüs 24:35-36 niemand behalve
de Vader weet wanneer hemel en aarde zullen voorbijgaan, vonden zij
dat men op deze bijbeltekst niet al te veel klemtoon moest leggen,
zoals ook te lezen is in de Wachttoren van 15 november 1968, blz.
693, paragraaf 35: "Het is er niet de tijd voor te spelen met de
woorden van Jezus dat ,van die dag en dat uur... NIEMAND iets af
(weet), noch de engelen der hemelen noch de Zoon, dan de Vader
alleen" (Matteus 24:36). In
deze tijd dient men zich er integendeel duidelijk van bewust te zijn
dat "het besluit van dit samenstel van dingen snel zijn
gewelddadige einde nadert". Nu 1975 er is geweest, kan iedereen
nagaan of de Getuigen van Jehovah ware of valse voorspellingen
gedaan hebben. Blijkbaar vrezen de Getuigen van Jehovah zelf dat hun
voorspellingen voor ,vroege herfst' 1975 niet in vervulling zullen
gaan, want in een brief van 15 januari 1975 beweert het Belgisch
hoofdkwartier van het Wachttorengenootschap te Kraainem dat hun
publikaties nooit vermeld hebben dat het jaar 1975 gelijk zou vallen
met het uitbreken van de ,Grote verdrukking.' En zij halen dan zelf
de woorden van Jezus aan dat niemand iets afweet van de dag en het
uur! Schijnbaar is het nu wél de tijd geworden om met deze woorden
van Jezus te ,spelen' zoals ze dat zelf genoemd hebben. En de trouwe
dienstknechten van het Wachttorengenootschap, die langs de huizen
gaan om boeken te verkopen, hebben hun liedje dan ook veranderd. Zij
beweren nu ook dat ze nooit gezegd hebben dat er in 1975 iets zou
gebeuren. Weliswaar zijn de Getuigen van Jehovah i.v.m. dit
onderwerp in hun publikaties veel voorzichtiger geweest dan in hun
toespraken op congressen en bij mensen aan de deur. Toch mogen zij
hun vroegere beweringen niet proberen te loochenen, want duizenden
mensen hebben met hun eigen oren hen horen verklaren dat het in 1975
met dit ,samenstel van dingen' gedaan zou zijn. En de eenvoudige
Getuigen die dit goedgelovig langs de huizen hebben verkondigd,
hebben het echt niet zomaar uit hun duim gezogen, want niet alleen
op congressen werden zij ervoor warm gemaakt, maar ook in de
publikaties van het Wachttorengenootschap werd geschreven dat ,iets'
in 1975 zou gebeuren.
1975: HET BEGIN VAN DE LAATSTE 1000 JAAR MENSELIJKE GESCHIEDENIS
In het boek "Eeuwig leven in de vrijheid van de zonen Gods"
door het Wachttorengenootschap in 1968 uitgegeven, staat op blz. 10
het volgende: "Volgens deze betrouwbare bijbelse chronologie
zullen zesduizend jaar sedert de schepping van de mens, in 1975
uindigen en zal de zevende periode van duizend jaar menselijke
geschiedenis in de herfst van 1975 G.T. beginnen. Dus spoedig, ja,
binnen dit geslacht, zullen er zesduizend jaar van 's mensen qestaan
op aarde om zijn". Op blz. 37 van hetzelfde boek aan het einde
van een "Tabel van betekenisvolle datums vanaf 's mensen
schepping tot 7000 A.M." vinden wij twee datums: "1975 Einde
van 6de 1000-jarige dag van's mensen bestaan (in de vroege herfst)",
"2975 Einde van 7 de 1000-jarige dag van 's mensen bestaan (in de
vroege herfst)".
HET 1000-JARIGE RIJK VAN CHRISTUS VALT SAMEN MET DE LAATSTE 1000
JAAR MENSELIJKE GESCHIEDENIS
Deze leerstelling vinden wij in het boek "Nieuwe hemelen en een
nieuwe aarde" door het Wachttorengenootschap in 1957 uitgegeven
(blz. 357, paragraaf 28); "Wat een dag zal Christus'
duizendjarige regering voor de gelovige mensheid zijn, daar ze de
zevende en laatste duizendjarige periode van Jehovah's grote
sabbatdag zal zijn! Een dag waarop er geen pogingen tot
zelfrechtvaardiging meer gedaan zullen worden; een dag van rust in
Gods voorzieningen door bemiddeling van Christus, en een dag van
geestelijk, moreel en physiek herstel en opbouw tot het grootste
ideaal van menselijke volmaaktheid naar Gods beeld en gelijkenis, in
het herstelde paradijs!" Wanneer na 1975 (in de vroege herfst)
nog niets te zien is van Christus' duizendjarige regering, wanneer
er nog mensen zijn die pogingen tot zelfrechtvaardiging doen,
wanneer het ,aards paradijs' nog niet hersteld is, zal het vaststaan
dat het Wachttorengenootschap door middel van een valse voorspelling
duizenden mensen heeft bedrogen en schrik aangejaagd.
NA 1975 GEEN WETTELOOSHEID MEER
Dit vernemen wij uit verschillende publikaties. In het reeds
aangehaalde boek "Eeuwig leven in de vrijheid van de zonen Gods"
lezen wij op blz. 378: "Sedert de val van de mens is er reeds
bijna zesduizend jaar menselijke geschiedenis verstreken, en al die
tijd ziet de schepping uit naar het openbaar worden van deze zonen
Gods in hemelse heerlijkheid. De tijd dat Satan-de-Duivel en zijn
demonen gegrepen en geketend en in de afgrond van beperking
geslingerd worden, nadert nu, waarna de duizendjarige glorierijke
regering van de Voornaamste Zoon van God, Jezus Christus, en van
zijn verheerlijkte geestelijke broeders, de gemeente van 144.000
losgekochte zonen Gods, zal volgen". In ,Ontwaakt' van 8 mei
1968 op blz. 19 na de ondertitel ,Het einde is nabij,' staat het
volgende; "Dit alles betekent dat wij het einde van dit wetteloze
samenstel van dingen snel naderen. Er resten ons slechts zeer weinig
jaren voordat Jehovah God zijn recht, de menselijke aangelegenheden
te beheersen, zal gaan uitoefenen en alle wetteloosheid zal
verwijderen". Een Amerikaanse politicus wordt dan aangehaald,
die in 1960 voorspelde, dat over 15 jaar deze wereld "te
gevaarlijk zal zijn om in te leven" Daarna vervolgt het artikel:
"Hij voorspelde dat deze wereld tegen 1975 te gevaarlijk zou
zijn'. Het is interessant op te merken dat deze datum overeenkomt
met die welke volgens de betrouwbaarste bijbelonderzoekingen het
einde zou kenmerken van 6000 jaar opstand van mensen en demonen
tegen God." In het boek "Gods Duizendjarige Koninkrijk is
nabij gekomen" door het Wachttorengenootschap in 1974
uitgegeven, lezen wij op blz. 28, paragraaf 5: "De Duivel en zijn
engelen zullen gedurende de duizend jaar dat zij in de afgrond zijn
opgesloten, zijn als 'waren zij niet'." In hetzelfde boek op
blz. 130, paragraaf 35 lezen wij: "Bij gevolg zullen er ook geen
medicijnmannen, geen spiritistische mediums of helderzienden en geen
astrologen met hun horoscopen meer zijn, en er zullen geen
Ouija-borden of andere duivelse uitvindingen van dien aard meer
verkocht worden." Wanneer na 1975 (in de vroege herfst) de Satan
op aarde nog invloed schijnt te hebben, wanneer de wetteloosheid nog
niet verwijderd is, wanneer helderzienden en horoscopen nog te
vinden zijn, zal het duidelijk zijn, dat het Wachttorengenootschap
een Toren van Babel is, een ontrouwe slaaf, die menselijke theorieën
,verkoopt' in plaats van het ware geestelijk voedsel kosteloos uit
te delen.
NA 1975 STERVEN ER GEEN TROUWE GETUIGEN MEER
Nog iets merkwaardigs over die duizend jaren lezen wij op blz. 368
van het boek "De waarheid zal u vrijmaken" door het
Wachttorengenootschap in 1947 uitgegeven: "Zij die gedurende of
aan het einde van het duizendjarige oordeelsdag sterven, zullen
vergaan, niet wegens een overerving van de dood, maar wegens
opzettelijke ongehoorzaamheid, wetteloosheid en opstand tegen
Jehovah en zijn regerende Koning." Deze leerstelling wordt ook
herhaald in het boek "Gods Duizendjarige Koninkrijk" door het
Wachttorengenootschap in 1974 uitgegeven (blz. 43, paragraaf 42): "Deze
grote schare zal onder dit duizendjarige koninkrijk de gelegenheid
hebben net zolang te leven als die hemelse regering aan het bewind
is - duizend jaar, en daarna tot in alle eeuwigheid." Wanneer er
na de vroege herfst van 1975 nog Getuigen van Jehovah zijn die
sterven, zullen wij aan de hand van hun eigen voorspelling moeten
concluderen dat zij opstandelingen tegen Jehovah waren! Wij bidden
echter dat zij eerder zullen inzien dat het Wachttorengenootschap
valse voorspellingen heeft gedaan.
BIJBELSE KENMERKEN VAN VALSE PROFETEN
En wat zegt God over mensen die valse voorspellingen doen? In
Deuteronomium 18:22 lezen wij: "Wanneer
de profeet in de naam van J ehovah spreekt en het woord geschiedt
niet of komt niet uit, dan is dat het woord dat Jehovah niet
gesproken heeft. In overmoed heeft de profeet het gesproken. Gij
moogt niet verschrikt voor hem worden." De Schrift leert ook
dat iemand die beweert dat ,De tijd nabij
is' (behalve in de zin dat dit al 1900 jaar geleden kon
gezegd worden, zoals in Openbaring 22:10)
een valse profeet is. Dit lezen wij in
Lucas 21:8 "Hij zeide: Ziet toe,
dat gij u niet laat verleiden. Want velen zullen komen onder mijn
naam en zeggen: Ik ben het en: De tijd is nabij. Gaat hen niet
achterna." Men zou nog vele bladzijden kunnen volschrijven om
nog andere valse leerstellingen van de
Wachttorengenootschap-publikaties aan het licht te brengen. Maar
bovenaangehaalde punten volstaan ruimschoots om aan te tonen dat het
Wachttorengenootschap een valse religie propageert, een religie die
in strijd is met het woord van God.
Zelf ben ik nooit Getuige van Jehovah geweest. Ik ben gewoon
Christen zonder meer. Ik heb veel respekt voor de ijver die Getuigen
van Jehovah aan de dag leggen om hun geloof te verspreiden. Mijn
gebed is echter dat zij - en trouwens alle mensen - de Heilige
Schrift zelf ernstig zouden onderzoeken, en dat zij minder acht
zouden geven op de geschriften en leerstellingen van een menselijk
genootschap.
Laat u ook, geachte lezer, niet ontmoedigen of in de war brengen
door de vele tegenstrijdige dingen die door menselijke instellingen
worden geleerd. Lees geregeld in uw eigen bijbel. Dan hebt u een
leidraad waarmee u alles kunt toetsen om tot de waarheid te komen.
Door de Heilige Schrift spreekt God tot u. Moge de Schepper van
hemel en aarde ons allen zegenen.
9. Het vaststellen van ,tijden'
Charles Taze Russell, de stichter van de groep die jaren na zijn
dood "Jehovah's Getuigen" zou worden genoemd, begon in 1886 aan een
zevendelig werk, de "Studies in the Scriptures". In deel III,
gepubliceerd in 1891, schreef hij dat in oktober van het jaar 1874
de wederkomst van Christus zou hebben plaatsgevonden. Het Koninkrijk
zou aan het eind van een daaropvolgende periode van 40 jaar worden
opgericht, m.a.w. in 1914. Dit is het begin geweest van een periode
van honderd jaar, waarin men bij voortduring en met klem tijden en
datums heeft "vastgesteld". Russell stierf in 1916. Zijn
opvolger, Joseph Franklin Rutherford, stelde 1925 vast als het jaar
van het herstel aller dingen. Rutherford stierf op 8 januari 1942,
zijn opvolger werd Nathan Homer Knorr. Ook hij houdt zich bezig met
het vaststellen van datums. Deze keer is het 1975!
Men zou denken dat de leiders van het Wachttorengenootschap, na een
eeuwlang met hun profetieën gefaald te hebben, wel tot de
overtuiging zouden zijn gekomen, dat pogingen om op grond van de
Bijbel datums vast te stellen steeds weer volstrekt ijdele pogingen
zullen blijken te zijn. Zou het ook kunnen, dat de tegenwoordige
leiders een verborgen oogmerk hebben om 1975 als een "gekenmerkt"
jaar vast te stellen? Steekt er een bedoeling achter, die de meeste
volgelingen van deze organisatie totaal onbekend is? Wij doen een
beroep op de getuigen van jehova om het volgende te overwegen:
Als het einde in 1975 - of althans in de jaren zeventig - niet
plaatsvindt, en als u ziet dat na 1975 een aantal mensen uit de
organisatie wordt gestoten, dan kunt u er zeker van zijn dat die
leiders niet slechts valse profeten waren, maar dat ze ook een
verborgen motief hadden, toen ze het jaar 1975 vaststelden: het
zuiveren uit hun gelederen van zwakke en twijfelende aanhangers.
Neem nu eens ernstig de woorden van
Deuteronomium 18:22 in overweging:"Als
een profeet spreekt in den naam des Heren en zijn woord wordt niet
vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord dat de Here niet
gesproken heeft." De leiders van het Wachttorengenootschap
zijn thans reeds honderd jaar bezig profetieën te doen en datums te
bepalen met betrekking tot de wederkomst van Christus, Diens
Koninkrijk en Armageddon. Geen van deze profetieën, c.q.
voorspellingen, is ooit uitgekomen. Stel uw vertrouwen dan ook niet
langer in mensen als de leiders van een Genootschap, maar
uitsluitend en alleen in Jezus Christus, de enige ware Profeet (Handelingen
3:22- 23).
HET VASTSTELLEN VAN 'TIJDEN' IN DE LOOP DER EEUWEN
Een discussie over het vaststellen van tijden en datums zou niet
volledig zijn, indien wij niet enige in het oog lopende
voorspellingen onder de loep namen die men in het verleden gemeend
heeft te mogen uitspreken. Zelfs ten tijde van de apostelen liep het
gerucht dat Christus zou wederkeren nog voordat de apostel Johannes
zou sterven. Sommige christenen van de gemeente der Thessalonicenzen
geloofden dat de komst des Heren aanstaande was. De apostel Paulus
moest deze dwaling herstellen (1
Tessalonissenzen 2:2-3). De geschiedenis van de gemeenten uit
de eerste eeuwen na Christus leert ons van tal van groepen die de
wederkomst des Heren verwachtten en zelfs dachten hierover een datum
te kunnen vaststellen. Toen het jaar 1000 van onze tijdrekening
nabijkwam, geloofden velen dat de periode van duizend jaar - waarvan
sprake is in Openbaring 20 - was aangebroken en dat Christus zou
terugkeren om de wereld te oordelen. Velen verkochten al hun hebben
en houden om aldus de wederkomst des Heren tegemoet te zien.
In de middeleeuwen verkondigde de Italiaanse monnik Joachim van
Floris dat men de 1260 dagen uit Daniël en Openbaring moest zien als
jaren en dat er in het jaar 1260, onder de heerschappij van Christus
een nieuwe orde zou starten. In Bohemen stelde een voorloper van
Johannes Hus (1369-1415) - Melitz geheten - het einde van de wereld
vast tussen de jaren 1365 en 1367 n. Chr.
Maarten Luther (1483-1546) was er stellig van overtuigd dat de
groeiende macht van het pausdom en de nadering van de Turken een
aanwijzing inhielden voor een zeer nabije wederkomst van Christus.
Algemeen werd door de Hervormers aangenomen dat de paus als hoofd
van de rooms-katholieke kerk de antikrist was, de mens der
wetteloosheid, waarover Paulus spreekt in
2 Thessalonissenzen 2:3.
Vooruitlopend op de door hen verwachte komst van Jezus, vestigde in
dezelfde periode een onafhankelijke groep christenen te Munster,
Westfalen (Duitsland) "Nieuw Sion". De stad Munster werd het
middelpunt van ongebreideld fanatisme. De overheid zag zich
genoodzaakt deze beweging krachtig aan banden te leggen. In de 17de
eeuw staken in Engeland, als tegenstrevers van Cromwell, de "Mannen
van de vijfde monarchie" de horens op. Ze verkondigden dat het
vijfde koninkrijk; zoals dit door Daniël was voorzegd, spoedig zou
worden opgericht, hetgeen zou betekenen dat Christus in persoon op
aarde de teugels van het bewind in handen zou nemen.
Sir Isaac Newton (1642-1727) stelde vast dat Christus' wederkomst in
de loop van het jaar 1715 zou plaatsvinden, terwijl de Zweed
Emanueli Swedenborg (1688-1772) verkondigde dat het laatste oordeel
in het jaar 1757 had plaatsgevonden. De Duitse theoloog Johann
Albrecht Bengel (1687-1752) stelde als datum voor het einde der
tijden het jaar 1836/37 vast.
Hierna kwamen de Irvingianen, de volgelingen van Edward Irving
(1792-1834), predikant in de Schotse Kerk te Londen. Zij voorspelden
dat de komst des Heren in 1864 zijn beslag zou krijgen. Joanna
Southcott (1750-1814) genoot in Engeland een tijdlang grote
populariteit vanwege haar visioenen in verband met 's Heren
wederkomst. Zij verklaarde dat Hij op 19 oktober 1884 naar de aarde
zou terugkeren. De Franse Revolutie en de Napoleontische oorlogen
leverden een hoogtijdag op voor deskundigen op het terrein der
voorspellingen. Deze experts waren er zeker van dat de antichrist
was gekomen en dat de terugkeer van Christus zeer nabij was. De
groep "Plymouth Brethren" (Vergadering van gelovigen, ook wel
Plymouthbroeders genoemd) ontstond in Engeland en Ierland omtrent
1830. Ze legden vooral sterk de nadruk op een spoedige wederkomst
van Christus en waren ervan overtuigd dat de Heer nog tijdens hun
generatie op aarde zou terugkeren.
Het bekendste voorbeeld was wel de voorspelling van een duizendjarig
rijk, een voorspelling die zijn oorsprong vond in de prediking van
William Miller (1782-1849). Ze bracht een enorme deining teweeg.
Miller begon zijn predikingswerk in 1831. Hij nam Daniël 8: 14 - een
tekst waarover menig expert op het gebied van voorspellingen was
gestruikeld - tot grondslag voor zijn berekeningen. Aanvankelijk
stelde hij vast dat Christus in 1843 zou wederkomen. Ietwat later
"corrigeerde" hij deze calculatie en maakte er 1844 van. Een ieder
die zijn verkondiging niet aanvaardde zou verloren gaan. Het gevolg
was opzienbarend: men schonk zijn bezittingen weg, gaf de oogst te
lande prijs aan verderf en verrotting, liet alles en allen achter
zich en beklom de heuveltoppen om "op de
wolken in een oogwenk te worden weggevoerd, de Here tegemoet in de
lucht" (1 Tessalonissenzen 4:17).
Toen de Heer verstek liet gaan, onstond er een hevige beroering en
een grote teleurstelling bij de volgelingen van Miller.
Cyrus Scofield (1843-1921), de samensteller van de "Scofield
Reference Bible" voorzegde in 1914, kort voor het uitbreken van de
eerste Wereldoorlog: "Wij staan stellig vlak vóór het einde (der
tijden). De laatste gebeurtenissen zullen zich thans in een snel
tempo afspelen! " Toen de eerste Wereldoorlog nog in volle gang
was, vergaderde er in december van het jaar 1917 een groep
vooraanstaande theologen in Amerika die voorspelde dat de Heer
"ieder ogenblik" kon wederkomen.
Aan het eind van de eerste Wereldoorlog waren er velen die in
Franklin D. Roosevelt de antichrist zagen. In de tweede-
Wereldoorlog meenden velen dat de opkomst van de Italiaan Benito
Mussolini - die een toekomstig roemrijk keizerrijk Italië
proclameerde - een teken was voor een herstel van het Romeinse Rijk
waarvan zij geloofden dat dit in het boek Daniël was voorzegd. Met
de plotselinge ineenstorting van Mussolini en zijn fascistische
staat verstomden de stemmen van deze "profeten".
Sedert het einde van de tweede Wereldoorlog hebben velen verklaard
dat het goddeloze communisme een teken was voor de slechte tijden
die er vóór het einde dezer wereld nog moeten aanbreken. Weer
anderen zien de terugkeer van de joden naar Palestina als een zeker
teken dat het einde nadert. Het doet er niet toe dat de meesten van
deze joden ongelovig zijn en dat ze tezamen slechts een gering deel
vormen van de gehele joodse gemeenschap op aarde. Ook is het van
geen betekenis dat er sinds de komst van Jezus tot op de dag van
vandaag miljoenen joden zijn gestorven - men zegt: dat doet er
allemaal niet toe, het feit blijft dat de joden naar Palestina zijn
teruggekeerd.
De gegeven voorbeelden zijn slechts enkele van de honderden
voorspellingen die er in de loop der kerkgeschiedenis zijn gedaan.
Sinds Christus' eerste verschijning op dit ondermaanse is er geen
decade te noemen waarin niet ergens op de wereld een ,bewijs'
gevonden werd voor Jezus' tweede komst. Soms was dit het geval in
Europa of Amerika, dan weer eens in Azië, maar telkens blijkt weer
dat het duiden van dit soort verschijnselen als "tekenen van de
eindtijd" steeds weer uitloopt op het inzicht dat men zich weer eens
voor de zoveelste maal heeft vergist!
Door dit dwaze gedoe is er veel afbreuk gedaan aan een inderdaad
kostbare waarheid, t.w.v. Jezus' wederkomst, die daardoor vooral bij
ongelovigen ernstig in diskrediet wordt gebracht.
Met betrekking tot de wederkomst van Christus roept de Bijbel
christenen op tot voortdurende waakzaamheid (zie bv
1 Tessalonissenzen 5:1-11). De dag
des Heren zal komen als een dief in de nacht. Een christen wordt
echter niet door die dag "als een dief"
overvallen. Een christen is "niet gesteld
tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onzen Here
Jezus Christus, die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij
waken, hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven" (1
Tessalonissenzen 5:9- 10), Dit wetende, behoort ieder
christen te allen tijde klaar te staan voor de wederkomst des Heren,
Hij dient zijn vertrouwen te stellen op Christus on niet op de één
of andere profeet, een voorspelling of een datum.