Gemeente van Christus
Er zijn sommige 
			groepen die nog steeds de sabbat onderhouden. In dit artikel willen 
			we nagaan of een christen vandaag de dag de sabbat moet onderhouden 
			of als dit gebod niet meer van toepassing is.
			
			
			Het Oude Testament
			
			
			Het sabbatgebod was een onderdeel van de tien geboden, die God had 
			gegeven aan het volk Israel toen Hij hen uit het land Egypte leidde 
			(Exodus 20:2).  Zo lezen we “Gedenk 
			de sabbatdag, dat gij die heiligt; zes dagen zult gij arbeiden en al 
			uw werk doen;  maar de 
			zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk 
			doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch 
			uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden 
			woont.  Want in zes dagen 
			heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin 
			is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de Here de 
			sabbatdag en heiligde die” Exodus 20:8-11. Hoewel het 
			principe van de sabbatwet was gebaseerd op de schepping, zien we dat 
			deze wet er pas is gekomen in dagen van het volk van Israel en dat 
			deze wet exclusief aan het volk van Israel werd gegeven (vgl 1 
			Koningen 8:9; Deuteronomium 33:4). Want de Here had tot Mozes gezegd 
			“Klim op tot Mij, de berg op, en blijf 
			daar, dan zal Ik u de stenen tafelen geven, de wet en het gebod, die 
			Ik opgeschreven heb, om hen te onderwijzen” Ex 24:12. Nehemia 
			schrijft hierover “Op de berg Sinai zijt 
			Gij nedergedaald en hebt met hen gesproken uit de hemel, en hun 
			rechtvaardige verordeningen, betrouwbare wetten, goede inzettingen 
			en geboden gegeven. Ook hebt Gij hen uw heilige sabbat doen kennen 
			en hun geboden, inzettingen en een wet gegeven door de dienst van uw 
			knecht Mozes” Nehemia 9:13-14. Zie ook Numeri 15:32-36.
Het sabbatgebod was 
			gegeven aan het volk Israel als “een 
			teken” Exodus 31:13, als “een 
			verbond” Exodus 31:16 en als “een 
			gedachtenis” Deuteronomium 5:15. Het sabbatgebod was niet 
			gegeven aan de voorvaderen van het volk Israel (Deuteronomium 
			5:3,6,12).
			
			Sommigen (oa zevendedag adventisten) die de sabbat er nog steeds op 
			nahouden, proberen hun handelen te verdedigen door te zeggen dat er 
			een onderscheid is in de oudtestamentische wet tussen de morele wet 
			en ceremoniële wet. Ze beweren vervolgens dat Christus de 
			ceremoniële wet heeft weggedaan en dat de morele wet (de tien 
			geboden) is gebleven. Ze spreken dus over twee oudtestamentische 
			wetten. De volgende teksten laten zien dat er helemaal geen 
			onderscheid was: 2 Kronieken 31:3; 34:14; Ezra 7:6 ; Matteus 
			22:35-40; Lukas 2:22-24.
			
			
			Het Nieuwe Testament
			
			
			De tien geboden 
			waren een onderdeel van het oude verbond dat God met Israel had 
			gesloten en God had door de mond van Jeremia geprofeteerd (Jerermia 
			31:31-34) dat er een nieuw verbond tot stand zou gebracht worden 
			(Hebreeën 8:8), “niet zoals het verbond, 
			dat Ik met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam 
			om hen uit het land Egypte te leiden, want zij hebben zich niet 
			gehouden aan mijn verbond en Ik heb Mij niet meer om hen bekommerd, 
			spreekt de Here” Hebreeën 8:9. Dit nieuwe verbond was niet 
			zoals het verbond dat God met Israel had gemaakt in de dagen van 
			Mozes. Daarom ook dat de Hebreeën schrijver hierover zegt “als 
			Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmede het eerste 
			voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver 
			van verdwijning” Hebreeën 8:13.
			
			Zo zegt Paulus tegen de christenen in Rome “gij 
			zijt dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom 
			te worden van een ander, … maar thans zijn wij van de wet ontslagen, 
			dood voor haar, die ons gevangen hield, zodat wij dienen in de 
			nieuwe staat des Geestes en niet in de oude staat der letter” 
			Romeinen 7:4,6. Tegen de christenen in Galatië zegt hij “de 
			wet is dus een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, opdat wij 
			uit geloof gerechtvaardigd zouden worden. Nu echter het geloof 
			gekomen is, zijn wij niet meer onder de tuchtmeester” Galaten 
			3:24-25. Tegen de Korintiërs zegt Paulus dat de letters op stenen 
			gegrift een bediening des doods zijn die verdwijnen moesten (2 
			Korintiërs 3:7).
			
			In de gemeente te Kolosse was er een probleem dat er valse Joodse 
			leraren werkzaam waren die de christenen oplegden om oa de sabbat te 
			gaan houden (vgl Handelingen 15:5-11,19). Paulus zegt hen “laat 
			dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk 
			van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een 
			schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van 
			Christus is” Kolossenzen 2:16-17. Het Oude Testament had 
			bepaalde regels betreffende 
			feestdagen (Jesaja 1:13-14; Leviticus 23), nieuwe maan (Numeri 
			10:10-11; 28:11; 1 Samuel 20:18) en sabbatdagen (Exodus 20:8-11). 
			Deze dingen waren een onderdeel van het Oude Testament die slechts 
			een schaduw waren van hetgeen komen moest, nl Christus. Want “thans 
			zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen 
			hield, zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes en niet in de 
			oude staat der letter” Romeinen 7:6.
			
			
			Zullen we de sabbat toch 
			houden om God nog meer te eren?
“De 
			wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus 
			Christus gekomen” Johannes 1:17. Een christen is “niet 
			onder de wet” (Romeinen 6:14), “want 
			Christus is het einde van de wet” (Romeinen 10:4). 
			Christus heeft de wet weggedaan “door 
			het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons 
			getuigde en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan 
			het kruis te nagelen” Kolossenzen 2:14, “doordat 
			Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, 
			buiten werking gesteld heeft” Efeziërs 2:15.
			
			Tegen hen die onder de wet willen staan in de gemeente te Galatië 
			(Galaten 4:21) zegt Paulus het volgende “nu 
			gij echter God hebt leren kennen, ja, meer nog, door God gekend zijt, 
			hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en armelijke 
			wereldgeesten, waaraan gij u weder van meet aan dienstbaar wilt 
			maken? Dagen, maanden, vaste tijden en jaren neemt gij waar. Ik 
			vrees, dat ik mij wellicht tevergeefs voor u ingespannen heb” 
			Galaten 4:9-11. Indien wij de wet of delen van de wet terug gaan 
			invoeren als zou dit een onderdeel zijn van het nieuwe verbond, dan 
			zegt Paulus ons het volgende “gij zijt 
			los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten 
			de genade staat gij. Gij liept goed. Wie is u in de weg gekomen, dat 
			gij aan de waarheid niet meer gehoorzaamt? Die overreding kwam niet 
			van Hem, die u roept” Galaten 5:4,7-8. Wanneer iemand de wet 
			van Mozes bindend gaat maken dan plaatst deze zichzelf buiten de 
			genade. Een christen onderwerpt zich aan de wet van Christus (1 
			Korintiërs 9:21), aan het nieuwe verbond (Hebreeën 12:24) dat God 
			met de mensen heeft gesloten en dat we kunnen terugvinden in het 
			Nieuwe Testament van de bijbel.