Gemeente van Christus
Laakdal
Het avondmaal of anders gezegd de maaltijd van
de Here, waarom doen we dit als christenen? Hoe behoren we het te
doen en wanneer? Maakt het allemaal niet zo uit of is het een gebod
van Jezus dat we behoren te gehoorzamen?
Jezus was op de avond van de eerste dag van het feest van de
ongezuurde broden samengekomen met Zijn apostelen om het Pascha te
eten (Matteus 26:17-20). “En terwijl zij
aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het
aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. En
Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide:
Drinkt allen daaruit. Want dit is het bloed van mijn verbond, dat
voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden” Matteus
26:26-28.
Jezus nam een brood en sprak de
dankzegging uit
Terwijl zij het Pascha aan het eten waren, nam
Jezus een brood en bad er voor. Vervolgens brak Hij het en gaf het
aan Zijn discipelen met de opdracht om er van te eten. Jezus zei ook
waarom ze dit brood moesten eten, Hij zei:
“Dit
is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn
gedachtenis” Lukas 22:19.
De apostelen moesten het brood tot zich nemen en eten om te gedenken
dat Jezus Zijn lichaam voor hun zou geven als verzoening voor hun
zonden. Niet veel later gaf Jezus Zijn lichaam over om op het kruis
van Golgotha genageld te worden voor de zonden van de apostelen en
voor die van de gehele wereld (1 Johannes 2:2; Matteus 26:36-27:56).
Petrus zegt: Christus “die zelf onze
zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de
zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn
striemen zijt gij genezen” 1Petrus 2:24 (vgl Kolossenzen
2:13-14; Romeinen 5:6-8).
Welk brood nam Jezus? Jezus was samengekomen
met Zijn apostelen op de eerste dag van het feest van de ongezuurde
broden. Dit feest werd door de Joden gevierd om te gedenken dat God
hen met een machtige hand uit Egypte had bevrijd (Exodus 12:14-21).
Het Pascha was de laatste maaltijd die ze in het Egypte zouden eten
ter voorbereiding op de uittocht. Ze mochten zeven dagen lang alleen
ongezuurde broden eten zoals de wet voorschreef “Het
vlees zullen zij dezelfde nacht eten; zij zullen het eten op het
vuur gebraden, met ongezuurde broden, benevens bittere kruiden”
Exodus 12:8 (zie ook Leviticus 23:5-8; Numeri 9:1-5; Deuteronomium
16:1-8). Het brood dat Jezus en Zijn apostelen aten op deze avond
was dus ongezuurd. Het helpt ons begrijpen waarom Paulus later tegen
de christenen te Korinthe zegt: “Doet het
oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt
immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. Laten
wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg
van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van
reinheid en waarheid” 1 Korintiërs 5:7-8. Christus is het
paaslam van het Nieuwe Verbond en christenen behoren daarom
ongezuurd te zijn d.m.v. reinheid en waarheid.
Jezus nam een beker en sprak de
dankzegging uit
Na het brood nam Jezus een beker en bad er voor.
Vervolgens gaf Hij de beker aan Zijn discipelen met de opdracht om
daaruit te drinken. Jezus zei ook waarom ze uit de beker moesten
drinken, Hij zei: “Deze beker is het
nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt”
Lukas 22:20.
De inhoud van de beker staat symbool voor het offer van
Jezus’ bloed waardoor er een
Nieuw Verbond tot stand is gekomen. Reeds sinds het begin van de
schepping was het nodig dat een verbond tussen God en de mens werd
bezegeld met bloed. Het Oude Verbond tussen God en Israel werd
bezegeld met het bloed van stieren (Exodus 24:1-8). Het Nieuwe
Verbond tussen God en de hele mensheid is bezegeld met Jezus’ bloed
(Jeremia 31:31-34; Hebreeën 8:8-13; 9:11-28). De bijbel leert
dat zonder bloedvergieten vergeving niet mogelijk is (Hebreeën
9:22). Om de mensen hun zonden te kunnen vergeven moest er dus bloed
vloeien. Johannes de Doper zei over Jezus “Zie,
het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt” Johannes
1:29. Daarom dat Jezus over de inhoud van de beker zei “Want
dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot
vergeving van zonden” Matteus 26:28.
Dit Nieuwe Verbond is tot
stand gekomen na Jezus’ dood door Zijn bloed (Hebreeën 9:15-17;
Romeinen 5:9; Openbaringen 1:5).
Door het bloed van Jezus is vergeving van zonden mogelijk. De zonden
van een mens brengen scheiding tussen hemzelf en God, maar deze
zonden kunnen alleen maar worden vergeven door het bloed van Jezus (Jesaja
59:1-2; Efeziërs 1:7; 2:1). Het verbond van Christus is niet beperkt
tot het volk van Israel, maar geldt voor de gehele mensheid, zowel
voor de Jood als voor de Griek (Matteus 21:33-46; 28:18-20; Romeinen
1:16). Daarom dat Paulus over de heidenen zegt: “Maar
thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij
gekomen door het bloed van Christus” Efeze 2:13. Zij waren
eerst uitgesloten van het verbond dat God met Israel had gesloten en
hebben door Jezus’ bloed de mogelijkheid gekregen om toegang te
krijgen tot de Vader (Efeziërs 2:11-22).
Wat dronken zij? Zij dronken van de vrucht van
de wijnstok (Lukas 22:18)
Wanneer en hoe vaak wordt het
avondmaal genuttigd?
Paulus zegt: “Want zelf heb ik bij
overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb,
dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een
brood nam, de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn
lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker,
nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het
nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt,
tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker
drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt” 1
Korintiërs 11:23-26. Het
avondmaal wordt gedaan ter gedachtenis van Jezus’ offer. Het draait
niet om de gelovige maar om Christus. Het gaat er niet om dat de
gelovige zich goed voelt door eraan deel te nemen, maar dat
Christus’ offer wordt herdacht en geëerd. Door deel te nemen
verkondigt de gelovige de dood van de Here totdat Hij komt. De
gelovige roemt niet in zichzelf maar in het kruis van Jezus (Galaten
6:14). Paulus zegt dat Christus“Zichzelf
gegeven heeft voor onze zonden, om ons te trekken uit de
tegenwoordige boze wereld, naar de wil van onze God en Vader”
Galaten 1:4 en hij besluit deze gedachte met de woorden “aan
wie de heerlijkheid zij in alle eeuwigheid! Amen” Galaten
1:5. Door deel te nemen verkondigt de gelovige dat hij is
vrijgekocht van zijn ijdele, goddeloze wandel met het kostbare bloed
van Jezus (1 Petrus 1:18-19; Efeziërs 4:21-24). Hij laat God zijn
dankbaarheid zien.
Maar de vraag is nu, hoe dikwijls moet een christen het
gedachtenismaal nuttigen? Sommigen doen het één keer in de maand,
anderen één keer in het jaar, weer anderen doen het elke zondag.
Dat christenen samenkomsten hebben, wordt duidelijk uit de woorden
in Hebreeën 10:23-25 waar we worden opgeroepen om onze eigen
samenkomsten niet te verzuimen (= nalaten te doen wat je behoort te
doen). Verder zien we dat Paulus in 1 Korintiërs 16:1-4 spreekt over
een inzameling op elke eerste dag van de week naar ieders vermogen
zodat er geen inzameling meer moest geschieden wanneer hij bij hen
aankomt. Zij kwamen dus wekelijks samen en daarom zegt Paulus dat ze
op het moment van samenkomst de inzameling moesten regelen. In
Handelingen 20:1-6 lezen we
dat Paulus en zijn medearbeiders zeven dagen te Troas bleven. Lukas
zegt daarover: “En toen wij op de eerste
dag der week samengekomen waren om brood te breken, hield Paulus een
toespraak tot hen” Handelingen 20:7. Paulus en zijn
medearbeiders kwamen met de discipelen van Troas samen op de eerste
dag van de week om het brood te breken. Dit breken van het brood was
niet het eten van een ordinaire maaltijd, maar het gedenken van de
dood en opstanding van Jezus.
De eerste christenen hadden dus samenkomsten op de eerste dag van de
week (zondag) om o.a. het brood te breken. Zij kwamen elke week
samen, dat is een feit dat niemand zal ontkennen. Maar sommigen
trekken in twijfel of ze wel elke week het gedachtenismaal hadden.
Laten we eens kijken naar een voorbeeld van het Oude Testament.
God gaf Israel het gebod “Gedenk
de sabbatdag, dat gij die heiligt” Exodus 20:8. Stel uzelf de
vraag hoe vaak zij de sabbat moesten gedenken? Was het slechts één
keer per jaar of één keer per maand? Nee, ze moesten dit elke
sabbat doen. Hoewel er niet staat dat ze dit elke week moesten doen,
begrepen ze dat ze dit elke week behoorden te doen. Wanneer we dus
lezen dat wij het gedachtenismaal moeten gedenken en dat de
discipelen dit op de eerste dag van de week deden, wat zal dan onze
conclusie zijn?
De eerste christenen kwamen elke eerste dag van de week samen om het
avondmaal te gedenken., zoals ook Paulus bevestigt wanneer hij de
Korintiërs spreekt over hun misbruik van het gedachtenismaal. Hij
zegt hen: “Wanneer gij dan bijeenkomt, is
dat niet het eten van de maaltijd des Heren
want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een
hongerig is en de ander dronken. Hebt gij dan geen huizen om te eten
en te drinken? Of minacht gij zozeer de gemeente Gods, dat gij de
behoeftigen beschaamd maakt? Wat zal ik tot u zeggen? Zal ik u
prijzen? Op dit punt prijs ik niet” 1 Korintiërs 11:20-22.
De Korintiërs kwamen wel
samen op de eerste dag van de week, maar zij hadden de maaltijd des
Heren juist veranderd in een ordinaire maaltijd. Paulus kon hen hier
niet om prijzen. Hij gaat dan ook verder met hen te zeggen hoe het
wel zou moeten (1 Korintiërs 11:23-26). Dit is wat Jezus aan Paulus
had geopenbaard.
Wie mag deelnemen?