Gemeente van Christus
			
			“En God zeide: Laat Ons mensen maken 
			naar ons beeld, als onze gelijkenis, …” Genesis 1:26 (vgl 
			Genesis 11:7). Elohim zegt in het begin van de schepping “Laat 
			Ons mensen maken”.  Johannes 
			leert ons “In den beginne was het Woord 
			en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den 
			beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder 
			dit is geen ding geworden, dat geworden is” Johannes 1:1-3. 
			Verder zegt Johannes over het Woord dat God was “het 
			Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben 
			zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de 
			eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid” Johannes 
			1:14.
			
			Wat kunnen we afleiden uit deze verzen?
			
			- God spreekt over zichzelf in meervoud.
			- Het Woord dat in het begin bij God was, was God.
			- Het Woord heeft alle dingen geschapen.
			- Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond met de 
			heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader.
			
			
			Jezus, de eniggeboren Zoon Gods
			
			
			
			
			“Niemand heeft ooit God gezien; de 
			eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem 
			doen kennen” Johannes 1:18. Jezus zei in Zijn 
			hogepriesterlijk gebed “Dit nu is het 
			eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus 
			Christus, die Gij gezonden hebt. Ik heb U verheerlijkt op de aarde 
			door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven hebt. En 
			nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die 
			Ik bij U had, eer de wereld was” Johannes 17:3-5. Jezus, het 
			Woord Gods (Openbaring 19:11-16), spreekt over een heerlijkheid, 
			d.i. een verheven staat, die Hij had bij de Vader, voordat de wereld 
			er was. Paulus zegt dat Jezus Zijn Gode gelijk zijn heeft afgelegd 
			toen Hij mens werd “Laat die gezindheid 
			bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte 
			Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, 
			maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht 
			heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn 
			uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is 
			gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises” 
			Filippenzen 2:5-8. Jezus had het gestalte van God, d.i. de vorm van 
			God, maar heeft Zijn Gode gelijk zijn afgelegd om de vorm van een 
			mens als dienstknecht aan te nemen. In de vorm van mens heeft Jezus 
			Zich vernederd en heeft Hij volledige gehoorzaamheid, d.i. 
			onderwerping, getoond aan de Vader.
			
			
			Jezus is meer dan de engelen
			
			Om te bewijzen dat Jezus de afstraling van Gods 
			heerlijkheid en de afdruk van Zijn Wezen is (Hebreeën 1:3) en dus 
			meer dan de geschapen engelen is, stelt de schrijver van de brief de 
			vraag tot wie van de engelen God ooit heeft gezegd “Mijn 
			Zoon zijt gij; Ik heb U heden verwekt? En wederom: Ik zal Hem tot 
			Vader zijn, en Hij zal Mij tot Zoon zijn” Hebreeën 1:5. 
			Wanneer God de Eerstgeborene in de wereld brengt zegt Hij “En 
			Hem moeten alle engelen Gods huldigen. En van de engelen zegt Hij: 
			Die zijn engelen maakt tot winden en zijn dienaars tot een vuurvlam; 
			maar van de Zoon: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid en de 
			scepter der rechtmatigheid is de scepter van zijn koningschap. 
			Gerechtigheid hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat; 
			daarom heeft U, o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven uw 
			deelgenoten. En: Gij, Here, hebt in den beginne de aarde 
			gegrondvest, en de hemelen zijn het werk uwer handen; die zullen 
			vergaan, maar Gij blijft; en zij zullen alle als een kleed 
			verslijten, en als een mantel zult Gij ze oprollen, als een kleed 
			zullen zij ook verwisseld worden; maar Gij zijt dezelfde en uw jaren 
			zullen niet ophouden. En tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: 
			Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot 
			een voetbank voor uw voeten?” Hebreeën 1:6-13.
			
			Wat wordt over de Zoon gezegd?
			- Hem moeten alle engelen van God huldigen, of anders gezegd eren. 
			In het oude testament zegt Jehova God “Ik 
			ben de Here, dat is mijn naam, en mijn eer zal Ik aan geen ander 
			geven noch mijn lof aan de gesneden beelden” Jesaja 42:8.
			- “Uw troon, o God, is in alle 
			eeuwigheid” De Zoon heeft een troon en wordt God (theos) in 
			alle eeuwigheid genoemd. Wanneer David deze woorden profeteert 
			(Psalm 45:7-8), dan spreekt hij over Elohim. Het was Elohim die zei 
			“Laat Ons mensen maken” Genesis 
			1:27.
			- de Zoon is de Schepper van hemel en aarde, want over Hem wordt 
			gezegd “Gij, Here, hebt in den beginne 
			de aarde gegrondvest …”. De eerste woorden in Gods Openbaring 
			beginnen met “In den beginne schiep God 
			de hemel en de aarde” Genesis 1:1. In Jesaja lezen we dat 
			Jehova zegt “Want zo zegt de Here, die 
			de hemelen geschapen heeft (Hij is God) die de aarde geformeerd en 
			haar gemaakt heeft, Hij heeft haar gegrondvest; niet tot een baaierd 
			heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar 
			geformeerd: Ik ben de Here en er is geen ander” Jesaja 45:18.
			- De Zoon is dezelfde en Zijn jaren zullen niet ophouden. “Jezus 
			Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid” 
			Hebreeën 13:8.
			
			
			De Zoon en de Vader Zijn één
			
			Nadat Jezus had gezegd dat Hij en de Vader één zijn 
			(Johannes 10:30) zeiden de Joden Hem “Niet 
			om een goed werk willen wij U stenigen, maar om godslastering en 
			omdat Gij, een mens, Uzelf God maakt” Johannes 10:33. Thomas 
			vraagt Jezus naar de weg waar Hij naartoe gaat (Johannes 14:4-5), 
			waarop Hij zegt “Ik ben de weg en de 
			waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij. 
			Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader gekend hebben. Van 
			nu aan kent gij Hem en hebt gij Hem gezien” Johannes 14:6-7. 
			Op deze woorden vraagt Thomas aan Jezus om de Vader te laten zien. “Jezus 
			zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? 
			Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon 
			ons de Vader? Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader 
			in Mij is? De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; 
			maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken” Johannes 
			14:9-10. Later zegt Jezus in Zijn gebed “En 
			Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord 
			in Mij geloven, opdat zij allen een zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij 
			en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij 
			Mij gezonden hebt. En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb 
			Ik hun gegeven, opdat zij een zijn, gelijk Wij een zijn” 
			Johannes 17:20-22. 
			Paulus zegt hierover “in Hem woont al de 
			volheid der godheid lichamelijk” Kolossenzen 2:9, daarom ook 
			dat Paulus eerder zei “Hij is het beeld 
			van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping, want 
			in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de 
			aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij 
			heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn 
			door Hem en tot Hem geschapen; 
			en Hij is voor alles en alle dingen hebben hun bestaan in 
			Hem, en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het 
			begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de 
			eerste geworden is” Kolossenzen 1:15-18.
			
			Wat leert ons dit over Christus?
			
			- Christus is één met de Vader
			- Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van de 
			hele schepping
			- Alles is door Hem en tot Hem geschapen
			- Christus is voor alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem
			
			
			Christus is het begin en het einde
			
			Jezus zei “Want Ik ben 
			van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van 
			Hem, die Mij gezonden heeft” Johannes 6:38. “Ik 
			ben van de Vader uitgegaan en in de wereld gekomen; Ik verlaat de 
			wereld weder en ga tot de Vader” Johannes 16:28. Jezus zegt 
			dat Hij geëerd werd door Diegene van Wie de Joden zeggen “Hij 
			is onze God” Johannes 8:54. Verder zegt Hij tegen hen “Uw 
			vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien en hij heeft 
			die gezien en zich verblijd. De Joden dan zeiden tot Hem: Gij zijt 
			nog geen vijftig jaar en hebt Gij Abraham gezien? Jezus zeide tot 
			hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Eer Abraham was, ben ik” 
			Johannes 8:56-58. “Ik ben” is de 
			naam die God aan Mozes geeft om tegen de Israëlieten te zeggen dat “Ik 
			ben” hem gezonden heeft. Het is over Jezus dat Johannes de 
			doper die zes maanden voor 
			Hem was geboren, getuigde “Deze 
			was het, van wie ik zeide: Die na mij komt, is voor mij geweest, 
			want Hij was eer dan ik” Johannes 1:15. Jezus getuigt zelf na 
			Zijn opstanding “Wees niet bevreesd, Ik 
			ben de eerste en de laatste, en de levende, en Ik ben dood geweest, 
			en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels 
			van de dood en het dodenrijk” Openbaring 1:17-18 en “Ik 
			ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het 
			einde” Openbaring 22:13. In het oude testament lezen we dat 
			Jehovah deze woorden over Zichzelf spreekt “Zo 
			zegt de Here, de Koning en Verlosser van Israel, de Here der 
			heerscharen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en buiten Mij is 
			er geen God” Jesaja 44:6.
			
			
			Christus wordt aanbeden als God
			
			De Schrift verbiedt het aanbidden van engelen (Openbaring 19:10) en 
			het aanbidden van mensen (Handelingen 10:25-26). Er waren echter 
			veel mensen van wie Jezus de aanbidding aanvaardde (Matteus 2:11; 
			8:2; 9:18; 14:33; 15:25; 28:9,17; Johannes 9:38; Lukas 24:52; …). 
			Jehova is zeer duidelijk wanneer Hij tegen Israel zegt “Gij 
			zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben” Exodus 
			20:3. Jezus quoteert Deuteronomium 6:13 wanneer Hij zegt “De 
			Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen” 
			Matteus 4:10. In Openbaring 5:11-14 zien we dat er wordt beschreven 
			dat zowel de Vader als het Lam worden aanbeden. Jezus is het Lam 
			Gods (Johannes 1:29). Tegen Thomas die niet wilde geloven dat Jezus 
			uit de dood was opgestaan, zegt Jezus “Breng 
			uw vinger hier en zie mijn handen en breng uw hand en steek die in 
			mijn zijde, en wees niet ongelovig, maar gelovig. Tomas antwoordde 
			en zeide tot Hem: Mijn Here en mijn God!” Johannes 10:27-28.
			Zie verder ook ‘Jesaja 7:14, 9:6 – Matteus 1:23’; ‘Jesaja 40:3, 
			Maleachi 3:1 – Matteus 3:3, Johannes 1:23,30’; ‘Zacharia 12:10 – 
			Johannes 19:37’; ‘Joel 2:32 – Handelingen 2:21, 36; 4:10-12’; 
			‘Deuteronomium 10:17 – Openbaring 17:14’; ‘Psalm 24:10, 29:3 – 1 
			Korintiërs 2:8’; Deuteronomium 32:4,12, Jesaja 44:8 – 1 Korintiërs 
			10:4’.
			Conclusie
			
			
			“Deze (dingen) 
			zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de 
			Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam” 
			Johannes 20:31. Jezus zei “Ik heb u dan 
			gezegd, dat gij in uw zonden zult sterven; want indien gij niet 
			gelooft, dat Ik het ben, zult gij in uw zonden sterven” 
			Johannes 8:24. “Want er zijn vele 
			misleiders uitgegaan in de wereld, die de komst van Jezus Christus 
			in het vlees niet belijden. Dit is de misleider en de antichrist” 
			2 Johannes 1:7 .