Gemeente van Christus
			De gelijkenis in Matteus 21:33-46
De heer des huizes: 
			God
			De wijnaard: het voorrecht van de Joodse natie als Gods volk
			Het planten van de wijngaard: het geven van de bevoorrechte positie 
			aan het volk Israel
			De heg, wijnpers en toren: de wet van Mozes
			De pachters: de geestelijke leiders van Israel en de natie Israel
			De slaven die de vruchten kwamen ontvangen: de profeten
			De slechte behandeling van de slaven: de slechte behandeling van 
			Gods profeten
			De wens van de heer des huizes om vruchten in ontvangst te nemen: de 
			wens van God  voor ware aanbidding in Israel en een besef van 
			Israel voor de nood aan verlossing
			De zoon: Jezus Christus
			Het doden van de zoon: het kruisigen van Jezus
			De zoon die als laatste werd gezonden: Gods laatste Woord aan de 
			mens
			De zoon die buiten de wijngaard werd geworpen: Jezus die buiten de 
			legerplaats heeft geleden
			Het wegnemen van de wijngaard van de slechte pachters om aan andere 
			pachters te verhuren: het wegnemen van het heil van de Joden om een 
			nieuw volk te maken uit Joden en heidenen die in Jezus geloven onder 
			een Nieuw Verbond
			
			Wat is de betekenis?
			
			
			God zocht en verwachtte van de uitverkoren natie 
			Israel een diep verlangen om Hem lief te hebben met héél hun hart, 
			ziel en verstand. God wilde niet dat ze zich slechts over gaven aan 
			godsdienstige rituelen. Maar we zien dat Israel God ongehoorzaam 
			was. Ze hadden Zijn Woord vervangen door eigen tradities en 
			menselijke gedachten zoals Jezus duidelijk maakt“zo 
			hebt gij het woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw 
			overlevering. Huichelaars, terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, 
			zeggende: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre 
			van Mij. Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die 
			geboden van mensen zijn.” Matteus 15:6-9. 
			
			Israel verwierp Gods 
			boodschappers en doodden de Zoon
			
			De boodschappers die God door de tijd heen zond om hun harten terug 
			te winnen, werden door hen verworpen. Jezus zei over Jeruzalem: “Jeruzalem, 
			Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden 
			zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een 
			hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet 
			gewild. Zie, uw huis wordt aan u 
			overgelaten.” Matteus 23:37-38. Vgl ook met Matteus 23:31-35, 
			Hebreeën 11:37-38 en Handelingen 7:52.
			
			De laatste boodschapper die door God is gezonden is Zijn eigen Zoon. 
			“Nadat God eertijds vele malen en op 
			vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij 
			nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, 
			die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie 
			Hij ook de wereld geschapen heeft” Hebreeën 1:1-2. Er zal dus 
			geen ander meer worden gezonden na Christus, Hij is diegene naar wie 
			Israel moet luisteren. Daarom ook dat Jezus zegt “Wie 
			Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft een, die hem 
			oordeelt: het woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten 
			jongsten dage” Johannes 12:48. 
			
			Toen de pachters echter de zoon zagen grepen ze Hem, wierpen Hem 
			buiten de wijngaard en doodden Hem. “Daarom 
			heeft ook Jezus, ten einde zijn volk door zijn eigen bloed te 
			heiligen, buiten de poort geleden. Laten wij derhalve tot Hem 
			uitgaan buiten de legerplaats en zijn smaad dragen” Hebreeën 
			13:12-13. Jezus is de hoeksteen van het geloof en de enige weg om 
			een relatie met God aan te gaan. De apostel Petrus zegt “U 
			dan, die gelooft, geldt dit kostbare, maar voor de ongelovigen 
			geldt: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, die is geworden 
			tot een hoeksteen en een steen des aanstoots en een rots der 
			ergernis, voor hen, die zich daaraan, in hun ongehoorzaamheid aan 
			het woord, stoten, waartoe zij ook bestemd zijn” 1 Petrus 
			2:7-8. En de Joden verwierpen Hem. Jezus stelt zijn Joodse 
			toehoorders de vraag “Wanneer nu de heer 
			van de wijngaard komt, wat zal hij met die pachters doen?” 
			Matteus 21:40. De Joden hebben de Christus verworpen hebben, daarom 
			dat  Jezus de Joden zegt 
			“daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk 
			Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een 
			volk, dat de vruchten daarvan opbrengt” Matteus 21:43. De 
			overpriesters en Farizeën begrepen maar al te goed dat Jezus deze 
			gelijkenis met het oog op hen had gesproken en daarom trachtten zij 
			Hem te doden.
			
			Het heil ook voor de heidenen
			
			Niet alleen de Joden, maar ook de heidenen moeten tot Jezus naderen 
			willen zij God welgevallig zijn. Men behoort God te dienen als 
			priesters “En komt tot Hem, de levende 
			steen, door de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en 
			kostbaar, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de 
			bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, 
			tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn 
			door Jezus Christus” 1 
			Petrus 2:5. Onder het Oude Verbond waren de heidenen uitgesloten van 
			het burgerrecht van Israel, zij leefden toen zonder God en zonder 
			hoop in de wereld (Efeziërs 2:11-12). “Maar 
			thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij 
			gekomen door het bloed van Christus. … En bij zijn komst heeft Hij 
			vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die 
			dichtbij waren; want door Hem hebben wij beiden in een Geest de 
			toegang tot de Vader. Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en 
			bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods” 
			Efeziërs 2:13, 17-19.
			
			In het Nieuwe Verbond/Testament van Christus is er geen onderscheid 
			tussen Jood of Griek,  “want 
			door een Geest zijn wij allen tot een lichaam gedoopt, hetzij Joden, 
			hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met 
			een Geest gedrenkt” 1 Korintiërs 12:13. God wil dat mensen 
			vruchten voortbrengen die aan de bekering beantwoorden. “Ook 
			ligt reeds de bijl aan de wortel der bomen. Iedere boom dan, die 
			geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur 
			geworpen” Lukas 3:9. De Joden brachten geen vruchten voort en 
			beriepen zich op het feit dat zij het nageslacht van Abraham waren 
			en dat dat voldoende was (Lukas 3:8). Maar dit deed hen geheel geen 
			goed.
			
			
			Conclusie
			“Want besneden zijn of 
			niet besneden zijn betekent niets, maar of men een nieuwe schepping 
			is. En allen, die zich naar die regel zullen richten, vrede en 
			barmhartigheid kome over hen, en ook over het Israel Gods” 
			Galaten 6:15-16.